Een kritische blik op ons beeld van de Holocaust

Op woensdag 25 januari 2017 organiseren het Nederlands Auschwitz Comité, het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies en de Sociale Verzekeringsbank voor de veertiende keer de ‘Nooit Meer Auschwitz Lezing’. De lezing wordt gehouden in het Koninklijk Instituut voor de Tropen in Amsterdam. Bij deze gelegenheid wordt de Annetje Fels-Kupferschmidt Onderscheiding aan hem uitgereikt.

Professor Timothy Snyder is verbonden aan de Geschiedenisfaculteit van Yale University in Amerika. Hij laat ons vanuit zijn historisch onderzoek anders en kritisch kijken naar het beeld van de Holocaust.

Waarom draagt uw brede talenkennis bij aan ruimere inzichten over de Holocaust?

‘Het is handig dat ik goed kan schakelen tussen veel Oost-Europese talen als ik onderzoek doe naar de Holocaust in die regio. Duitse onderzoekers spreken bijvoorbeeld geen Jiddisch, wat onhandig is bij onderzoek naar de Holocaust. Kritisch onderzoek moet gebaseerd zijn op primaire bronnen, niet alleen op bronnen van de nazi’s.

Geschiedenis wordt veelal geschreven vanuit een nationaal gezichtspunt, dat niet altijd strookt met dat van de onderzoeker. Je kunt niet alleen afgaan op Britse bronnen om de geschiedenis van India te bestuderen. Door de eigen taal van mensen te spreken wordt de rijkdom en diversiteit van voor de oorlog zichtbaar en ziet men ook beter wat er verloren is gegaan, niet alleen van diegenen die het niet hebben overleefd, maar ook van de wereld waarin zij leefden. Onlangs ben ik in een dorp in de Oekraïne geweest waar 3.000 Joden zijn gefusilleerd tegen de muur van een begraafplaats.

Timothy Snyder, 2016. Foto: David Hammelburg. Foto: David  Hammelburg.

Er bestaan Duitse bronnen die de collaboratie van de Oekraïners verklaren, de Duitse en de Joodse overlevenden zien andere aspecten en de Oekraïners die het kunnen navertellen weer andere. Als je wilt begrijpen waarom Oekraïners met Duitsers collaboreerden, moet je dus alle invalshoeken zien.’

Wat heeft het opengaan van de Sovjetarchieven in 1991 veranderd aan ons beeld van de Holocaust?

‘Het opengaan van de Sovjetarchieven gaf onderzoekers toegang tot een schat aan informatie, maar hun aandacht was inmiddels verlegd van geschiedschrijving naar herinnering. Bijna 90% van het huidige Holocaustonderzoek richt zich op het herdenken, niet op het beschrijven van de geschiedenis, terwijl nog niet alle informatie aanwezig is.

Ik ben net terug uit Kiev, waar ik de herdenking bijwoonde van de massamoord op 33.771 Joden in Babi Yar op 29 en 30 september 1941. Natuurlijk is de herinnering hieraan belangrijk, maar tegelijkertijd moeten we weten wat er zich daar heeft afgespeeld en het onderzoek staat nog in de kinderschoenen. We weten wat de Duitsers hebben vastgelegd en hoe een aantal Oekraïners heeft gecollaboreerd, maar er is veel meer dat we nog niet weten. Om een voorbeeld te geven, nadat alle Joden in Babi Yar waren vermoord, zijn er pogroms in Kiev geweest. Waarom waren er pogroms na en naar aanleiding van Babi Yar – we weten er maar weinig van. Was antisemitisme echt de enige reden? In Babi Yar kwamen de slachtoffers om door kogels, wat gold voor de helft van de mensen die tijdens de Holocaust werden vermoord. Toch is dit essentieel voor het begrip van het ontstaan van de massamoord in Auschwitz, want Babi Yar gebeurde eerder en toonde aan dat mensen in staat zijn anderen in grote aantallen te vermoorden. De nazi’s trokken hieruit lessen voor hun Endlösung.’

Aan Babi Yar wordt alleen zelden herinnerd. Hoe komt dat?

‘Dit komt door de manier waarop de samenleving zich richt op verhalen en beelden - zoals de allesoverheersende poort van Auschwitz - in plaats van op feiten en interpretatie. Ook historici houden zich bezig met beelden, herinneringen en verhalen in plaats van zich te richten op economie, politiek en instituties. Een kritische blik op ons beeld van de Holocaust houdt ook in dat wij de feiten voor zich laten spreken en onze cultuur heeft daar problemen mee.’

Waarom brengt u Hitler en Stalin onder één noemer van 1933 tot 1945?

‘De belangrijkste vraag is hoe ze zich samen hebben ontwikkeld en tot elkaar hebben verhouden. Je kunt niet de een bestuderen zonder begrip van de ander. Als je dus iets wilt weten over de collaboratie van Litouwen met Duitsers in 1941, moet je ook de geschiedenis van Litouwen en de Sovjet-Unie kennen in 1940. De Joden en Litouwers die in 1941 in Vilnius leefden, leefden ook al in 1940 in Vilnius. Van 1939 tot 1941, toen de Sovjet Unie een bondgenoot van nazi-Duitsland was, werd in de Sovjetpers niet geschreven over de gruweldaden van Duitsers tegen de Joden. Dat is een van de redenen waarom er nog zoveel Joden in Kiev woonden en vermoord werden in Babi Yar nadat de nazi’s daar de macht hadden overgenomen.

In Kiev speelden de conciërges van gebouwen een cruciale rol. Tijdens het Sovjetbewind moesten zij doorgeven wie wat deed en de Duitsers zetten dit voort. In 1937 en 1938 was er sprake van etnische zuiveringen in Kiev, waarbij voornamelijk Polen werden doodgeschoten. Buurtbewoners verraadden hun Poolse buren om hun appartement in te pikken. De mensen die hun Poolse buren aangaven deden later tijdens de Duitse bezetting hetzelfde met hun Joodse buren. Veel mensen die niet antisemitisch waren en Polen aangaven, gaven ook Joden aan. Was antisemitisme dus wel de verklaring? Antisemitisme was niet dominant aanwezig in Kiev. In Duitsland werden Joden tussen 1933 en 1939 systematisch tot tweederangs burgers gemaakt. Dat gebeurde niet in Kiev. Daar werden ze op een dag bijeen gedreven en doodgeschoten en zo is de Holocaust begonnen.’

Hoe ziet u de Nederlandse Holocaustgeschiedenis ten opzichte van de Oost-Europese?

‘De Duitsers hebben hun ervaringen uit de periode 1933-1939 gebruikt als blauwdruk voor Nederland. Dat het percentage dodelijke slachtoffers in Nederland zo hoog was - 75% tegen 50% in Duitsland - lijkt erop dat er in Nederland ook nog iets anders speelde. Ligt de verklaring in een efficiënter Nederlands overheidsapparaat dat gehoorzaam meewerkte aan de vervolging? Ik betwijfel dat omdat de Duitsers op ondubbelzinnige wijze probeerden het Nederlandse staatsbestel te vernietigen en het rechtssysteem te ontmantelen. Nederland leek wat deze hoge aantallen dodelijke slachtoffers betreft sterk op een Oost-Europees land, omdat er in tegenstelling tot andere West-Europese landen geen staatshoofd meer was. De regering was gevlucht en er was sprake van een SS-bezetting, die meer kenmerkend was voor het oosten dan voor het westen van Europa.

Naar mijn mening bestond er weinig verschil tussen de situatie in Nederland en die in Letland. De institutionele structuren in Nederland, of het ontbreken daarvan, zijn in veel opzichten te vergelijken met het Oost-Europese model met een Duitse bezettingsmacht en een groot aantal SS-officieren. Natuurlijk speelde de gehoorzame Nederlandse politie of de bevolkingsregisters van voor de oorlog een rol, maar ze vertellen niet het hele verhaal. De Duitse politiecommissaris van het district Auschwitz werd in 1943 naar Denemarken overgeplaatst. Hij had tot taak daar de Holocaust uit te voeren. Hij meldde dat dit niet mogelijk was, niet omdat de Denen zulke goede mensen waren, maar omdat het hele Deense staatsbestel nog onveranderd was.

In 1945 werd een politiebataljon uit Bremen, dat bestond uit ongetrainde agenten die oude dames hielpen met oversteken, naar Kiev gestuurd. Binnen een paar dagen waren ze Joden aan het doodschieten. Daarna gingen ze terug naar Bremen, waar ze oude dames weer hielpen de straat over te steken. Dit heeft alles te maken met de aanwezigheid of afwezigheid van de wet. Het gedrag van omstanders wordt niet zozeer bepaald door hun etniciteit of geloofsovertuigingen, maar door hun institutionele stelsel.
Mijn onderzoek toont aan dat de Holocaust een levende geschiedenis is, waar we van kunnen leren: We kunnen eraan zien wat er kan gebeuren en niet alleen omdat er zoveel kwaad in ons schuilt, maar ook hoe een samenleving op dat kwaad kan reageren vanuit haar instituties of staatsbestel.’

Interview: Thimothy Snyder, SVB/PUR-cliëntenblad Aanspraak december 2016.