Het bombardement op Schiedam wierp een lange schaduw over mijn leven.

Teun Aret over het vergeten 14 mei 1940-bombardement op Schiedam.

Sinds 10 mei 1940 was de aanvalsoorlog van Duitsland met Nederland in volle gang. Duitse bommenwerpers probeerden aanvankelijk alleen militaire doelen uit te schakelen om ons land zo snel mogelijk te annexeren. Op 14 mei 1940 vond het grote Duitse bombardement op Rotterdam plaats om 13.30 uur. ‘Wat veel mensen niet weten, is dat diezelfde dag om 11.30 uur, dus twee uur eerder, onze straat, de Parallelweg in Schiedam is gebombardeerd, waarbij zestien mensen zijn overleden’, vertelt de 92-jarige Teun Aret. Als negenjarig kind overleefde hij dit bombardement en dat heeft een enorme indruk op hem gemaakt.

Teun Aret, 2023.

Vlak voor de oorlog

Teun Aret vertelt: ‘Vlak na de Duitse bezetting was ik tien jaar en ik zat in de vierde klas van de lagere school. Mijn ouders (geboren in 1900 en 1901) zijn in 1920 getrouwd en in 1935 naar Schiedam verhuisd. In 1921 werd Ans geboren en in 1923 kwam Riet. Op 8 juli 1930 werd ik geboren in een ziekenhuis te Rotterdam. Mijn oudste zus Ans was als een tweede moeder voor mij en ging vaak met mij wandelen. Haar verloofde Emiel Volkman werd in 1939 gemobiliseerd op de Grebbeberg. Toen de oorlog begon op 10 mei 1940 vocht hij daar tegen de Duitsers. Wij woonden aan de rand van Schiedam, pal op de stadsgrens met Rotterdam, aan de Parallelweg 172. Deze lange weg lag evenwijdig aan de spoorlijn tussen Schiedam en Overschie, het huidige Rotterdam-West. We woonden tegenover het rangeerstation waar een grote Van Gend en Loos-opslagplaats was. Aan de Schie stond een jutezakkenfabriek, waar Nederlandse militairen met afweergeschut lagen. We denken dat dit de aanleiding was voor het Duitse bombardement op Schiedams grondgebied. Mogelijk moest dit afweergeschut weg voordat Rotterdam gebombardeerd kon worden.’

Teun met moeder Bets Aret-Lares, Gedempte Slaak, Rotterdam 1930.
Mijn oudste zus Ans was als een tweede moeder voor mij.

Het bombardement op de Parallelweg

‘Op dinsdagmorgen 14 mei 1940 om circa 11.30 uur werden onze straat en de omgeving ervan gebombardeerd door de Duitsers. Op dat moment was ik voor mijn moeder even een pannetje melk halen bij onze melkboer, die een paar huizen verderop woonde. In één klap sprongen alle ramen uit de sponningen en de hele winkel was één grote stoffige puinhoop. Mijn moeder hoorde de klap en vreesde voor mijn leven. Ze kwam mij daar zoeken en ophalen. Op weg naar ons huis zagen we een brisantbom vallen waardoor drie huizen omver werden geblazen. Toen we thuis waren, sloeg een grote brisantbom een meters diep gat in onze achtertuin, maar deze kwam niet tot ontploffing. Alles in huis lag wel bedolven onder een dikke laag stof en puin en de meubels lagen kapot over elkaar heen. Gelukkig waren mijn familieleden ongedeerd. We moesten hier zo snel mogelijk wegwezen en we dachten veiliger te zijn in het Station Schiedam. Van schrik vergat mijn zus Riet tijdens de vlucht bijna haar baby en mijn oudste zus Ans haalde met mij het kind tussen het puin vandaan. De Parallelweg en omgeving waren zwaar getroffen. Tijdens dit bombardement zijn zestien mensen gedood, acht buren uit onze straat, drie uit Overschie en vijf dienstplichtige militairen. Er zijn 34 woningen en een waterstokerij met de grond gelijk gemaakt. En 48 huizen werden ernstig beschadigd. Daarnaast werd de jutezakkenfabriek ook zwaar getroffen. Nog altijd heb ik nachtmerries over die gebeurtenissen en alles wat erop volgde!’

Schuilen voor de kogelregen

‘We renden voor ons leven door de volkstuinen voor ons huis naar het perron van Station Schiedam tussen de vluchtende buurtbewoners, omdat de laag overvliegende Duitse Stuka-gevechtsvliegtuigen keer op keer terugkwamen. Die ellendige nazi’s vonden het leuk om burgers te beschieten met hun mitrailleurs. Voor mijn ogen zag ik hoe een jongen van mijn lagere school vanuit de lucht werd doodgeschoten. Met wel honderd wijkbewoners schuilden we in de stationshal. Hulpverleners van de Bescherming Bevolking (BB) vingen ons op en hielpen de gewonden ter plekke. Diezelfde middag vond het bombardement op Rotterdam om 13.30 uur plaats. Vanuit het Station Schiedam hoorden we hoe Rotterdam in een kwartier tijd werd platgegooid. We hoorden de bommen vallen en zagen één grote vuurzee met zwarte rook boven het stadscentrum. Daarna brachten de hulpverleners van de Bescherming Bevolking ons vanuit het station naar een schoolgebouw, waar we dekens kregen en konden bekomen van de schrik. De gewonden werden door een arts onderzocht. We werden elders in de stad ondergebracht bij mensen die hun huizen openstelden voor de getroffenen. Ruim een jaar woonden we in de Rembrandtlaan, dichtbij de scheepswerf Wilton Feijenoord. Daar werden de Duitse schepen en onderzeeërs gerepareerd. Regelmatig vlogen Engelse bommenwerpers over om die militaire doelen te bombarderen. Heel vaak schuilden wij met de buren in onze kelder. Onvoorstelbaar snel werd de Parallelweg hersteld en binnen een jaar kregen we er weer een huis. Inmiddels lag achter onze straat op het onbebouwde grasland een groot Duits militair kamp. Het was overdekt met camouflagenetten en het werd in 1942-1944 ook regelmatig beschoten door de geallieerden. En ook dan zaten wij in angst. Het kamp stond vol met zwaar afweergeschut met als doel overvliegende geallieerde bommenwerpers neer te halen.’

Teun 7 jaar, 2e klas, Openbare lagere school aan het Edisonplein, Schiedam 1937.

Persoonsbewijzen vervalst

‘De Duitsers dachten dat ‘Aret’ een Joodse naam was, dus kregen mijn ouders regelmatig huiszoekingen. De SS’ers ondervroegen mijn moeder dan met luide stem. In 1942 ging ik naar de ambachtsschool en de tekenleraar leerde mij met Oost-Indische inkt te werken. Via het verzet in Schiedam kreeg ik van iemand op het Schiedamse stadhuis een stapeltje Duitse persoonsbewijzen. Op deze verplichte Ausweise kon ik de Duitse stempels precies nabootsen. Zo heb ik heel wat jongens en mannen kunnen helpen aan een vals identiteitsbewijs om de Arbeitseinsatz, de dwangarbeid in Duitsland, te ontlopen. In 1943 vervalste ik het persoonsbewijs van mijn vader. Zodra dit gereed was, vertrok hij naar Groningen.’

Vader Jan Aret 25 jaar, 1925. En moeder Bets Aret-Lares 45 jaar, 1946.

Op zoek naar eten

‘Al op jonge leeftijd voelde ik mij als enige man in het gezin verantwoordelijk voor onze voedselvoorziening. Op het rangeerterrein van Van Gend en Loos stonden diverse vrachtwagons en ‘s avonds - altijd na spertijd - boorden mijn vriend Piet de Koning en ik gaten in zo’n gesloten wagon om te ruiken of er iets eetbaars aanwezig was. Zo boorde ik eens een gat in een vat dat gevuld was met advocaat. We hielden er een emmer onder en iedereen thuis werd er dronken van. We werden bijna gesnapt door een bewaker met een zoeklicht, die ook een paar keer op mij schoot. Zijn razende hond achtervolgde ons. Opeens pakte Piet die hond bij zijn bek en brak die open, waarbij hij een vingertop verloor, maar zo heeft hij ons gered. De winter van 1944-1945 zijn we goed doorgekomen. Inmiddels was ik 14 jaar. Soms was ik wel drie dagen onderweg op zoek naar eten. Dankzij het schoolzwemmen en door ‘s zomers in de Schie te zwemmen, was ik in staat om zelfs enkele malen de Maas over te steken. In Rozenburg waren de boeren heel vrijgevig, zo kreeg ik onder andere boter en vlees. Op een nacht ging het flink mis. Opeens vertrok er een Duits konvooi uit de haven van Maassluis en de grote schepen voeren vlak langs mij. Dat was een erg angstig moment, maar ik werd niet ontdekt. Dankzij de dichte mist kon ik ongezien, deels onder water zwemmend, wegkomen. Dit heb ik twee keer gedaan, daarna wilde mijn bezorgde moeder het niet meer hebben.’

Mijn inspirerende oom Bertus

‘Het zwaarste bombardement ná 14 mei 1940 was het geallieerde bombardement op Rotterdam-West van 31 maart 1943. De geallieerden wilden er Duitse oorlogsschepen bombarderen. Hierbij is mijn geliefde oom Bertus omgekomen. Deze broer van mijn vader was als een tweede vader voor mij. Hij leerde mij pianospelen, hij was erg inspirerend en ik had een goede klik met hem. Hij was kapper aan de Mathenesserweg. Ter hoogte van het Marconiplein viel een zware Engelse bom, maar door de luchtdruk schoot die bom niet de grond in, maar dwars door de kapperszaak van mijn oom. Zijn levenloze lichaam werd gevonden met het scheermes nog in zijn hand.’

Teun Aret speelt piano met Jan van Wijk op accordeon bij een verjaardag, 1947.

Oog in oog met de vijand

‘Om aan brandstof voor het eten te komen, ging ik turfsteken. Ook leende ik van de waterstoker een handkar en verkocht de turf huis aan huis in Rotterdam-West. Een waterstoker verkocht heet water, want er was toen nog geen warmwatervoorziening in elke woning. Het werd moeilijker om aan voedsel te komen. ‘s Nachts ging het ook eens bijna mis toen ik aardappelen zocht en opeens werd achtervolgd. Ik rende een trapportiek in, waar juist een Duitse officier met een Nederlands meisje stond te zoenen. De officier richtte zijn pistool op mijn borst. Daar stond ik oog in oog met de vijand, maar zijn vriendin zei: “Niet doen! Dat is een lieve jongen, laat hem gaan!” en zij duwde zijn arm met het pistool naar beneden. Tot mijn grote geluk luisterde hij naar haar. Hij gooide me alleen van de portiektrap af en liet me gaan. Begin 1945 werd mijn moeder ziek. Zij had een ontsteking aan haar baarmoeder. De huisarts adviseerde haar een curettage in het ziekenhuis, een kleine operatie om de baarmoeder schoon te maken. Ik ging ter ondersteuning met mijn moeder en de huisarts mee naar het ziekenhuis. Bij de ingang werden we echter tegengehouden en zonder enige uitleg weggestuurd door een bewapende Duitse officier en twee bewakers. We begrepen er niets van en onze huisarts ook niet.’

Bombardement op het Bezuidenhout

‘Op 3 maart 1945 zou ik met mijn zus Riet naar de IJssellinie gaan om eten te kopen van mijn verdiende turfgeld. Wegens een treinstoring moesten we eerst naar Amsterdam. Op het Centraal Station Amsterdam werden we tegengehouden door een Duitse officier. Hij raadde ons aan om via Zwolle verder te reizen, maar dan moesten we op de avondtrein wachten. Dus zijn we in Amsterdam ‘zwart’ wat gaan eten. En we hadden in tijden niet zo lekker gegeten. Eenmaal terug op het station werden we door een Duitse officier teruggestuurd naar Schiedam, want op de route naar het Oosten werd gevochten met de geallieerden. Op de terugweg zagen we het bombardement op de Haagse stadswijk Bezuidenhout vanuit de trein, die daar vijf uur stilstond en we konden er niet uit. We stonden doodsangsten uit want de bommen vielen vlakbij. Pas tegen de avond keerden we veilig bij onze ongeruste moeder terug. De Engelsen wilden de Duitse V2-raketinstallaties in het Haagse Bos bombarderen. Met deze V2-raketten werd Londen bestookt van september 1944 tot en met maart 1945. Per ongeluk bombardeerden de Engelsen echter de Haagse woonwijk Bezuidenhout, want hun kaartcoördinaten klopten niet.’

Bevrijding

‘Sinds april 1945 werden de Duitsers al bijna niet meer in Schiedam gezien en de geallieerden rukten op. Er volgden vele geallieerde voedseldroppings rondom Schiedam. Er zat gecondenseerde melk bij, corned beef en we smulden van de chocoladerepen. Ook gooiden zij Zweeds wittebrood naar beneden. Ik heb heel wat voedselpakketten kunnen vinden voor mijn familie. Na de Duitse capitulatie op 5 mei 1945 zagen we voortdurend een grote stoet Duitse militairen richting Station Schiedam lopen om per trein terug te keren naar Duitsland. Op 8 mei 1945 werd Schiedam bevrijd door de Canadezen. Mijn vrienden en ik waren hoornblazers bij de padvinders en liepen mee in de bevrijdingsoptocht in het centrum. Van de waterstoker mocht ik een bakfiets lenen en ik kocht ijsjes voor 5 cent bij de Jaminfabriek in Rotterdam, die ik voor een kwartje verkocht.’

Dankzij de sport bleef ik gezond

‘In de oorlog voetbalde ik op mijn twaalfde bij de B-jongens van S.F.C. en later bij de A-jongens van Feijenoord. Vanwege een hamstringblessure moest ik van de sportarts veel warmlopen op de atletiekbaan. Dat vond ik zo leuk dat ik verder wilde in de atletiek. Doordat ik van alles had uitgehaald om te overleven in de oorlog, was ik fysiek sterk en vrij fanatiek! Al gauw rende ik een goede tijd en mocht ik voor Nederland in Londen uitkomen bij de Coronation Games naar aanleiding van de kroning van Koningin Elisabeth. In september 1953 versloeg ik George Ellis tijdens een wedstrijd Nederland-Engeland ten bate van de slachtoffers van de Watersnoodramp. Jammer genoeg heeft mijn moeder dit niet meer kunnen meemaken. In 1948 is zij aan baarmoederhalskanker overleden, terwijl dit door een eenvoudige ingreep voorkomen had kunnen worden. Ik heb de Duitsers haar vroegtijdige dood altijd verweten, omdat die ons de toegang tot het ziekenhuis weigerden in 1945. Na moeders dood kon ik bij mijn oudste zus Ans wonen, terwijl ik een opleiding tot elektromonteur deed. In 1949 moest ik in militaire dienst bij de luchtmacht. In de avonduren studeerde ik in Rotterdam hts Elektrotechniek.’

Op kantoor in Den Haag, 1975. Kiki Schulte was mijn secretaresse.
Mijn 90e verjaardag met mijn vrouw Kiki Aret, 8 juli 2020.

Alles willen vergeten

‘Het bombardement op Schiedam wierp toch een langere schaduw over mijn leven dan ik dacht. In 1982 kreeg ik achter het stuur van mijn auto een zenuwinzinking. Ik kreeg hartkloppingen, voelde me klam en raakte verlamd. Nog net op tijd kon ik de auto aan de kant van de weg zetten. De ambulance bracht me naar de Spoedeisende Hulp. De cardioloog kon niets bijzonders aan mijn hart vinden. Hij stuurde me door naar een psycholoog en daar bleek ik aan het juiste adres te zijn. Sinds de oorlog had ik me zo vermand en altijd keihard gewerkt om alles te willen vergeten. En dat ging heel lang goed, totdat ineens de oorlog in volle hevigheid bij me naar boven kwam. Ik had een gevaarlijk hoge bloeddruk en kreeg nachtmerries over de oorlog. Noodgedwongen moest ik stoppen met werken en rust nemen. Intussen ben ik toch nog in goede gezondheid 92 jaar geworden. Mijn huwelijk met mijn Oostenrijkse vrouw, die ik tijdens het skiën in 1957 had leren kennen, liep al snel niet goed en zij verlangde terug naar Oostenrijk. Met haar kreeg ik twee zonen, die uiteindelijk graag bij mij en mijn huidige vrouw in Nederland bleven wonen. Mijn vrouw Kiki en ik kennen elkaar van het werk. Zij was heel lang mijn secretaresse. We spelen graag bridge en ik speel biljart met gezellige dorpsbewoners. Kijk eens, ik sta bovenaan in de biljartcompetitie in de B-groep. We letten goed op onze gezondheid, dan kunnen we hopelijk nog wat langer van het leven genieten. In september 2023 hopen wij ons 50-jarig huwelijk te vieren.’

Interview: Ellen Lock, Maart-editie 2023, SVB/PUR-cliëntenblad Aanspraak.