‘Recht, geen wraak’

In gesprek met… Simon Wiesenthal

Simon Wiesenthal wordt 92 jaar op de laatste dag van deze eeuw. Een eeuw, die voor altijd verbonden zal blijven met de holocaust. Zijn leven en werk heeft hij in het teken gezet van deze grootste misdaad in de geschiedenis van de mensheid. Ondanks zijn hoge leeftijd is hij nog iedere dag te vinden in zijn documentatiecentrum in de binnenstad van Wenen. Op jacht naar nazi-misdadigers, maar meer nog op jacht naar gerechtigheid. In een exclusief interview voor Aanspraak blikt hij terug op zijn leven.

De opdracht

“Ik heb vier jaar doorgebracht in het getto en daarna in verschillende concentratiekampen. Uiteindelijk ben ik bevrijd in Mauthausen. Ik had, net als de anderen, bijna iedereen verloren. Mijn familie, mijn vrienden, ze waren allemaal dood. Toen ik bij de bevrijding om me heen keek en de andere overlevenden in de barak zag, voelde ik dat ik een opdracht had. Want er bestaat geen vrijheid zonder gerechtigheid. Ik dacht, dat het ongeveer drie jaar zou duren om die gerechtigheid te realiseren, maar die gedachte is wat naïef gebleken.
Ik heb tijdens de oorlog zo vele misdaden gezien, ik heb ondervonden hoe het is als je niet meer als mens wordt gezien. Ik heb in het kamp mijn polsen doorgesneden. Door een toeval heb ik die zelfmoordpoging overleefd. Ik lag in wat de Duitsers een Sanitätsbaracke noemden, waar toevallig ook een arts aanwezig was. Toen die zag wat er gebeurd was, heeft hij met papier mijn polsen afgebonden. In de ogen van de Duitsers waren Joden en zigeuners geen mensen. 
In mei 1945 heb ik op verzoek van een Amerikaanse officier in een brief zo veel mogelijk beschreven van wat ik heb meegemaakt. Ik heb gelukkig een goed geheugen. In die brief staan de namen van 91 nazi-misdadigers en het is mij gelukt om meer dan de helft uiteindelijk op te sporen en veroordeeld te krijgen.”

De confrontatie

“Mijn belangrijkste vangst was Franz Stangl, de kampcommandant van Treblinka. Natuurlijk heb ik ook een rol gehad in de opsporing van Adolf Eichmann, maar dat was meer teamwork. De eerste confrontatie met deze mensen was vreemd. Ze zagen er helemaal niet uit als beesten, maar als gewone mensen van de straat, als boekhouders. Het was ongelooflijk te bedenken, dat bijvoorbeeld diezelfde Stangl duizenden mensen per dag had laten vergassen omdat, zoals hij zei: ‘Er niet genoeg plaats was in het kamp.’ Ik heb veel studie gemaakt van oorlogsmisdadigers en hun motieven. Persoonlijke omstandigheden speelden wel een rol, maar bij de meesten ging het toch om de nazi-ideologie. En na de oorlog liepen ze gewoon weer mee in het normale leven, deden net alsof ze een paar jaar de griep hadden gehad.”

Het recht

“Ik word vaak bestempeld als nazi-jager, als iemand die alleen maar op zoek is naar oorlogsmisdadigers. Maar in wezen gaat het er mij om dat het recht zijn loop krijgt. Mijn laatste boek heet ‘Recht, nicht Rache’ (Recht, geen wraak) en die titel geeft precies de kern van mijn werk aan. Natuurlijk, wraakgevoel is menselijk, maar het is een gevoel waar je je tegen moet verzetten. Want wraak is een negatieve emotie die nooit tot iets goeds leidt. Je kunt geen rechter in eigen zaak zijn. Voor mijzelf is het belangrijk, dat ik er veel over heb kunnen schrijven. Inmiddels heb ik twaalf boeken geschreven.”

De haat

“Drie jaar geleden heb ik in het kader van het ‘Jaar van de Tolerantie’ van de Verenigde Naties in een rede gepleit voor het terugdringen van de haat. Er wordt wel veel gepraat in de wereld over de vermindering van allerlei soorten wapens en vernietigingstechnologie, maar er wordt veel te weinig aandacht geschonken aan de vermindering van haat in de wereld. Dat is gevaarlijk, omdat de technologie tot steeds meer in staat is. 
Technologie op zich is een zegen voor de mensheid, maar haat en technologie vormen een dodelijk koppel. Haat ligt aan de basis van wraak. Gerechtigheid kan helpen bij het verminderen van de haat, want ze neemt een deel van de aanleiding van de haat weg. Dat zie ik ook als mijn missie. 
Er was immers voor de nazi’s geen reden om zo vele miljoenen om te brengen, ze deden het puur uit haat. Als vervolgens die misdadigers ook uit haat gedood zouden worden in plaats van een veroordeling volgens het geldend recht, dan ontstaat er een vicieuze cirkel. Er zal dan nooit een einde komen aan de haat.”

Het verlies

“We hebben in de oorlog niet alleen mensen en bezittingen verloren, nee, we hebben alles verloren. Ons geloof, onze cultuur, onze normen en waarden, alles. Liefde, vriendschap, niets klopte meer. Gezinnen waren uit elkaar geslagen, relaties waren kapot. Als mensen nu naar mij toekomen en huilend vertellen wat hen in de oorlog is overkomen, huil ik nog altijd mee. Ik kan me niet goed houden. Zo vaak heb ik gedroomd van mijn moeder, zo vaak heb ik me afgevraagd: ‘Leeft er nog iemand van mijn familie, van mijn vrienden?’ 
De moeilijkste dag sinds de oorlog was de dag dat mijn dochtertje huilend thuis kwam uit school en vroeg: ‘Papa, wat zijn wij voor mensen? Alle kinderen in de klas hebben een opa en een oma, neefjes en nichtjes, maar waarom hebben wij niemand? Waar is jouw moeder en waar is de moeder van mama?’ Ze was toen acht jaar. Ik ben de kamer uitgelopen en dacht dat ik zou stikken in een huilbui. Ik heb toen een kunstmatige familie voor haar gecreëerd door aan vrienden te vragen om ons af en toe te bellen en te zeggen dat ze een neef of een nicht zijn. Pas vanaf haar elfde jaar hebben we haar geleidelijk verteld waarom ze niemand had.”

Deze eeuw

“De twintigste eeuw zal ongetwijfeld de geschiedenis ingaan als de eeuw van de misdaad. Er waren twee ideologieën, namelijk de nationaal-socialistische en de communistische, tenminste dat wat Stalin ervan heeft gemaakt. In naam van die twee ideologieën zijn onmetelijke misdaden begaan. Ik heb in mijn leven beide ideologieën zien ontstaan en groeien en godzijdank heb ik ook hun einde mogen meemaken. Ik geloof niet dat wat gebeurd is zich in Europa ooit zal herhalen. Er is inmiddels zo veel over geschreven, er zijn zo veel films en documentaires over gemaakt, dat er geen massabeweging meer zal ontstaan. Er zijn wat jongelui, die zich neonazi’s noemen, maar dat heeft niets te maken met wat er toen gebeurd is. Ook wat we bijvoorbeeld in voormalig Joegoslavië hebben gezien is niet te vergelijken met de holocaust. Natuurlijk, de misdaden die in het voormalig Joegoslavië werden en worden gepleegd zijn soms dezelfde als die door de nazi’s zijn gepleegd, maar het is geen Holocaust.”

De tegoeden

“Heel Europa heeft geprofiteerd van het ongeluk van de joden. In alle landen waar joden hebben geleefd zijn er banken, die het geld van omgekomen joden hebben behouden. De banken hebben nooit veel gedaan om de rechtmatige eigenaren van het geld op te sporen. Dat was vast anders geweest als die mensen schulden hadden gehad. Dan waren de banken ongetwijfeld achter de rente aangegaan. Ik was in 1947 voor het eerst in Zwitserland op bezoek bij een vriend, die toen al een poging deed om banktegoeden van omgebrachte familieleden terug te krijgen. Hij moest eerst aan de bank een vergoeding betalen voor de zoekwerkzaamheden. Hij zei mij toen: ‘Simon, er ligt hier nog geld van mensen uit de Franse revolutie.’ En nu geloof ik het. Zelf heb ik me nooit beziggehouden met deze materiële zaken. Voor mij is geld in vergelijking met een mensenleven minderwaardig. Maar ik zou er voor zijn om bij eventuele betalingen uit fondsen, die nu door banken zijn gevormd, eerst te denken aan de slachtoffers uit de voormalige communistische landen. Die mensen hebben nooit enige vorm van schadevergoeding ontvangen. Zij hebben recht om eindelijk een vergoeding te ontvangen.”

Nooit vergeten

“Als het nu weer 1945 zou zijn, zou ik alles weer op dezelfde manier doen. Ik weet dat ik veel fouten heb gemaakt, ik was volkomen onvoorbereid op wat me te wachten stond. Ik was geen detective, ik was van huis uit meer geïnteresseerd in geschiedenis en architectuur. Maar ik heb geprobeerd er het beste van te maken. Ik heb misschien meer dan anderen iets gedaan tegen de nazi-misdadigers, maar het is allemaal niet genoeg geweest vergeleken met wat zij hebben gedaan. Wij zijn op zoek geweest naar schuldigen, terwijl de nazi’s zochten naar onschuldigen, of beter, zij zochten iedereen.
Mijn belangrijkste verdienste is, dat ik het allemaal nooit vergeten ben en dat ik er voor gezorgd heb dat anderen het ook niet zijn vergeten. Er is een tijd geweest, dat niemand meer geïnteresseerd was in de oorlog. Ik was alleen, niemand wilde er meer over praten. Maar als je niet wilt dat het zich ooit zal herhalen, mag je niet vergeten.”

Interview: Ronald Leopold, SVB/PUR-cliëntenblad Aanspraak December 1999