Angst heeft geen toekomst

In gesprek met Ruud Lubbers

Als Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen van de Verenigde Naties is oud minister-president R.F.M. (Ruud) Lubbers de laatste tijd regelmatig in het nieuws geweest rond de vluchtelingenproblematiek van Afghanistan. Na zijn premierschap doceerde Ruud Lubbers als hoogleraar Globalisering aan de Universiteit van Tilburg en aan de Universiteit van Harvard in Amerika en was hij actief in diverse bestuurlijke functies onder andere als voorzitter van de Adviesraad voor Internationale Vraagstukken en internationaal voorzitter van het Wereld Natuur Fonds. Op voordracht van secretaris-generaal Kofi Annan werd hij per 1 januari 2001 benoemd tot Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen van de Verenigde Naties. De redactie van Aanspraak heeft Ruud Lubbers een aantal vragen voorgelegd over zijn huidige inzet op het gebied van de vluchtelingenproblematiek en zijn visie ten aanzien van de zorg voor oorlogsgetroffenen.

Op bezoek in Afghaans vluchtelingenkamp. Foto: Reuters/Miam Khursheed.
Foto: Reuters/Miam Khursheed.

Het verwoeste Rotterdam

“Geboren op 7 mei 1939 was ik net één jaar oud tijdens het bombardement op Rotterdam. Daar heb ik dus geen herinneringen aan. Wel heb ik herinneringen aan de later vertelde verhalen over de bombardementen en het verwoeste Rotterdam. Hoe mijn vader zijn vrouw en zes kleine kinderen in de haast meenam, met als enige bagage fotoalbums en een Mariabeeld. Hoe zij de volgende dag hun huis terugvonden, niet verwoest. Hoe mijn vader later tijdelijk in het gevang kwam, omdat hij als directeur van een bedrijf in metaal weigerde voor de Duitse bezettingsmacht te werken. Hoe hij daarna gijzelaar in Haren werd en hij vervolgens zonder baan de oorlog doorkwam. De bevrijding kan ik mij heel goed herinneren en daarvóór al de voedseldropping. En vooral hoe mijn vader direct als goede Nederlander ingeschakeld werd bij het herstel van bruggen en nog veel meer. Wat was ik als jongetje trots op mijn vader.”

De Van Brienenoordbrug

“Pas veel later werd mijn vader eigenaar van Hollandia, het bedrijf waarin hij vanaf 1928, met alleen een onderbreking tijdens de Tweede Wereldoorlog, zoveel energie gestoken had. Hij overleed in 1963. Bij de bombardementen op Rotterdam hebben de bruggen zwaar onder vuur gelegen. Hollandia kreeg na de oorlog opdrachten om verwoeste bruggen te herstellen. Eind jaren zestig werd de bouw van de Van Brienenoordbrug gerealiseerd onder leiding van mijn broer Rob. Die bouwde voort op de traditie van mijn vader. Het succes van Hollandia na de oorlog had ook te maken met het feit dat mijn vader in de oorlog zo opvallend ‘goed’ was.”

Boekenwurm

“Mijn ambitie op zeer jonge leeftijd spoorde uiteindelijk denk ik wel met mijn latere carrière. Ik was een boekenjongen; het zesde kind, de derde jongen. Al lezend en studerend raakte ik geïnteresseerd in geschiedenis en samenleving. Dat ik toch in het bedrijf terecht kwam had te maken met het feit dat mijn vader al in 1963 overleed en mijn broer Rob toen pas zevenentwintig was. Dat was een grote verantwoordelijkheid voor hem; ook al omdat er nog stevige schulden waren in verband met het verwerven van Hollandia zeven jaren eerder door mijn vader die toen eigenaar-directeur werd. Ik ging hem als jongere broer helpen. Voor enkele jaren was de bedoeling. Het werden er negeneneenhalf. Maar al gauw ging ik er bijbanen bij doen. Die hadden te maken met de samenleving; de schipperswereld, waar mijn moeder uitkwam; werkgeversorganisaties; de Katholieke Radio Omroep; de Stichting Maatschappij en Onderneming en nog veel meer. Geleidelijk aan werd mijn broer steeds meer alleen directeur en in 1973 zwaaide ik af om Minister van Economische Zaken te worden.”

Machteloos vechten voor machtelozen

“Toen ik Minister van Economische Zaken in het kabinet Den Uyl werd, dacht ik opnieuw: dit is maar voor enkele jaren. Het werden echter meer dan eenentwintig jaar in de politiek. Op dit moment ben ik zeer direct betrokken bij de problemen van vluchtelingen. Ik ervaar deze directe betrokkenheid bij mensen in nood als zeer positief. Nu zet ik mij in voor mensen die geen regering hebben die hen beschermt, die verantwoordelijkheid neemt. Het is inderdaad weer heel verschillend werk; zonder parlement, zonder democratie, zonder verkiezingen. Nu neem ik het machteloos op voor machtelozen. Het is echter dankbaar werk. Het gaat ergens om. Natuurlijk is het moeilijk, maar het gaat wel om mensen die slachtoffer zijn van geweld en vervolging. Dat blijft waar, ook als zovelen, niet-vluchtelingen, economische migranten, de asielroute gebruiken. Dat is verwarrend, maar dat kunnen wij de vluchtelingen niet verwijten; ook niet dat zij vaak een beroep moeten doen op mensensmokkelaars.
Kortom, al lijkt het soms oproeien tegen de stroom in, ik ben dankbaar dit werk te mogen doen.”

Ruud Lubbers bij de Verenigde Naties. Foto: Reuters/Jean-Marc Ferre.
Foto: Reuters/Jean-Marc Ferre.

Aanspraken zullen toenemen

Tijdens zijn regeringsperiode die liep van 1982 tot 1994 hebben zich op het terrein van de materiële en immateriële (geestelijke) zorg voor oorlogsgetroffenen nogal wat ontwikkelingen voorgedaan. “De eerste bijzondere ervaring was een gesprek met voormalig minister Marga Klompé. Dat was eind 1982. Ik vroeg haar wat haar inschatting was van de bedragen op de Rijksbegroting nodig voor oorlogsgetroffenen. Resoluut antwoordde zij: ‘Die zullen gaan stijgen’ en zij lichtte verder toe dat vele oorlogsgetroffenen pas in hun pensioengerechtigde leeftijd zwaar met die eerdere voor hen zo tragische levensfase geconfronteerd werden. 'Bij oorlogsgetroffenen komt het op latere leeftijd hard terug,’ zo sprak zij. ‘Zie het dus niet als reeds aflopend. Het gaat nog decennia lang door. Sterker, de aanspraken zullen toenemen.’”

Het voorstel van de zogenoemde Commissie Van Dijke (1985) om de wetten voor oorlogsgetroffenen op termijn te sluiten bleek politiek niet haalbaar. Hoe kijkt Ruud Lubbers daar nu tegenaan?
“Ik heb daar geen precieze herinnering aan. Maar wat ik zojuist aanhaalde uit het gesprek met Marga Klompé maakt veel duidelijk. En in verband daarmee vind ik de beslissing uit 1985 nog steeds een verstandige.
Tot haar overlijden bleef ik met Marga Klompé, Minister van Staat, maar vooral ook oudere en wijzere vriendin, regelmatig contact houden.”

Zorg voor oorlogsgetroffenen

Elco Brinkman was bij de totstandkoming van de Pensioenen Uitkeringsraad in 1990 nauw betrokken. Ook Ruud Lubbers heeft daar herinneringen aan. “Als voormalig Minister van Volksgezondheid en uitnemend bestuurder was Elco Brinkman de bouwbaas van de Pensioenen Uitkeringsraad. Ik zal hem in dat initiatief zeker gesteund hebben. Details van die gesprekken herinner ik mij echter niet en fractievoorzitter Brinkman kon als medewetgever vanuit de Tweede Kamer afmaken wat hij als minister op gang gebracht had.”
Ook over de organisatie van de zorg voor oorlogsgetroffenen  oordeelt Ruud Lubbers positief. “Ik vind de zorg voor oorlogsgetroffenen in Nederland (zowel op materieel als immaterieel gebied) goed georganiseerd. De begrippen ‘Vervolging en verzet’ betekenden voor mij van 1982 tot 1994 echter veel meer dan de georganiseerde zorg. Het ging ook over hoe we als Nederlandse samenleving met de herinneringen en met de nog levende slachtoffers en hun kinderen en kindskinderen om dienen te gaan. Dat ging om 4 mei, maar in toenemende mate ook om 15 augustus. Dat ging om de Drie van Breda en het duizend maal verhalen. Dat ging om het niet wegleggen van de Tweede Wereldoorlog - bij ons kortweg de Oorlog - en ook niet van Nederlandsch- Indië. Dat grote groepen oorlogsgetroffenen in de vorm van een Gebaar of als rechtsherstel een eenmalige uitkering van de Nederlandse overheid krijgen, zie ik als een bestuurlijke weerspiegeling van wat ik hiervoor zei.”

Dubbel de dupe

“In de loop der jaren is het draagvlak voor de opvang van  vluchtelingen steeds ‘dunner’ geworden. Denk maar eens terug aan de hartelijkheid waarmee in 1956 de Hongaren welkom geheten werden. In de zeventiger jaren waren er vele Chilenen die ‘refuge’ in Nederland vonden en in die jaren verhoogden wij nog jaarlijks ons, overigens bescheiden, aantal van uitgenodigde vluchtelingen. Later in de tachtiger en negentiger jaren werd de toestroom echter gezien als een probleem. Dit kwam natuurlijk ook omdat de vluchtelingenroute steeds meer gebruikt werd door niet-vluchtelingen, door arme mensen soms van heel ver weg. Criminele netwerken en mensensmokkelaars legden hun slachtoffers uit dat zij met vernietiging van papieren een betere kans maken hun (reis) doel te bereiken. Zo worden echte vluchtelingen nu vaak dubbel gestraft, eerst door vervolging en oorlogsgeweld, dan door niet geloofd te worden. Dat alles komt natuurlijk ook omdat geen blijvende oplossingen voor opvang geboden worden. Blijvende oplossingen, waar mogelijk in de regio van oorsprong, waar nodig in de rijke, sterke landen. Als die last eerlijk verdeeld wordt kan een waardig antwoord gegeven worden.”

Respect voor de vluchteling

Er is een tendens in de rijke landen dat mensen ‘liefdadigheidsactie- moe’ worden.
Ruud Lubbers beschouwt vluchtelingenhulp niet als liefdadigheid.
“Wij moeten het niet alleen als liefdadigheid zien. Dat zijn de Sociale Wetten in Nederland ook niet, al werd het enkele generaties geleden wel zo gezien. Het gaat om waardige oplossingen voor medemensen. Dat begint met tijdelijke opvang; onderdak, voedsel, medische verzorging. Dan al snel de school voor de kinderen. Eerst om te overleven en hopelijk later terugkeer naar eigen land. Vervolgens als dit niet mogelijk is een blijvende oplossing, een nieuw leven in een ander land.
De Verenigde Naties weerspiegelt de noodzaak niet alleen vreedzaam samen te leven, maar ook verantwoordelijkheid te nemen voor slachtoffers van vervolging en oorlogsgeweld. In uw woorden: antwoord op aanspraak geven. Daarvoor is geld nodig, maar nog veel meer respect voor de vluchteling én een goede organisatie. Als je ziet hoe moeizaam dat gaat en hoeveel geld nodig is voor de asielzoekersproblematiek in bijvoorbeeld de Europese landen, dan moet er beter en tegelijk menselijker tegemoet getreden kunnen worden. Minder verdedigend (ons beschermend tegen de vreemdeling aan de poort), maar meer uitnodigend en behulpzaam bij oplossingen ginds. Vluchtelingen zijn vaak sterke mensen, die waardevolle medeburgers kunnen worden.”

De impact van 11 september

“Op het moment van de aanslagen op 11 september 2001 was ik in mijn kantoor. Bij het eerste bericht dacht ik nog aan een ongeluk, maar al snel bleken het aanslagen. Bij eerste gelegenheid vloog ik naar de Verenigde Staten om in New York bij de voorzitter van de Veiligheidsraad en in Washington te pleiten voor een reactie die niet teveel burgerslachtoffers zou vergen. Ik heb mij vierkant achter de coalitie tegen het terrorisme gesteld en het is goed te weten dat het Vluchtelingenverdrag van het begin af aan criminelen en terroristen van bescherming als vluchteling uitsluit. Ik kan mij voorstellen dat de gebeurtenissen op die 11e september juist op de doelgroep van de Pensioen- en Uitkeringsraad een enorme impact heeft gehad, want het was een afschuwelijke aanslag en waar geweld toegepast wordt, is er de angst dat het doorgaat.”

Bezoek aan Taliban-ambassadeur Abdul Salam Zaeef. Foto: NOS-journaal.
Foto: NOS-journaal.

Hoge Commissaris voor de Terugkerende Vluchtelingen

“De Verenigde Naties willen samen met andere hulporganisaties miljoenen vluchtelingen helpen bij hun terugkeer naar Afghanistan. Tijdens mijn pleidooi voor de vluchtelingen van Afghanistan op de bijeenkomst in Bonn van de Afghanistan Support Group in december 2001 noemde ik mezelf daarom ook ‘Hoge Commissaris voor de Terugkerende Vluchtelingen’. Terugkeer is altijd vrijwillig, maar wij geven wel advies over de veiligheidssituatie. Wij helpen bij de reis terug; geven voedsel en basisbenodigdheden mee; staan er vervolgens weer waar zij aankomen en helpen bij de opbouw van een nieuw leven. Vluchtelingen behoren niet te wachten tot het land weer goed draait; zij kunnen zelf bijdragen aan de wederopbouw. Bedenk dat meer dan 20% van de Afghanen heeft moeten vluchten. Dit gaat jaren duren. Maar ik hoop dat dit jaar toch al zo’n anderhalf miljoen mensen naar huis kunnen.”

Ruud Lubbers groet een Afghaanse vluchteling bij de Afghaans-Pakistaanse grens. Foto: Reuters/Jerry Lampen.
Foto: Reuters/Jerry Lampen.

Investeren in vrede

Voor de overlevenden van de Tweede Wereldoorlog heeft Ruud Lubbers nog een geruststellende boodschap. “Er komt geen Derde Wereldoorlog. Wel moeten wij waakzaam zijn; tegen geweld en criminaliteit. Daarom moeten wij sterke, goed georganiseerde samenlevingen hebben, waar jongeren leren zich aan wetten te houden. Een stevige, veilige samenleving. Waakzaamheid betekent ook onze bijdrage leveren aan wereldwijde vrede en kansen voor mensen. Investeren in vrede. En tenslotte, laat mijn vluchtelingen niet vallen. Het zijn slachtoffers van oorlog en geweld én zij moeten een kans krijgen weer waardevolle medeburgers te worden, in eigen land als daar weer vrede is, ginds, of bij ons. En tenslotte dit: Angst heeft geen toekomst.”

Interview: Ellen Lock, SVB/PUR-cliëntenblad Aanspraak Maart 2002