‘Ik geef hen een gezicht, opdat wij hen niet vergeten.’

‘Nooit Meer Auschwitz’ Lezing 2019 door mensenrechtenadvocaat Philippe Sands.

Jaarlijks organiseert het Nederlands Auschwitz Comité in samenwerking met het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies, en de Sociale Verzekeringsbank de ‘Nooit Meer Auschwitz’ Lezing. De lezing vindt plaats op 24 januari 2019 in het Koninklijk Instituut voor de Tropen te Amsterdam.

Advocaat van het Internationaal Strafhof, barrister in Engeland, professor aan de rechtenfaculteit in Londen en schrijver Philippe Sands zal op 24 januari 2019 gastspreker zijn van de ‘Nooit Meer Auschwitz’ Lezing. Philippe Sands zal bij deze gelegenheid de Annetje Fels-Kupferschmidt Onderscheiding uitgereikt krijgen, ter nagedachtenis aan de erevoorzitter van het Nederlands Auschwitz Comité (1914-2001).

Als advocaat bij verschillende internationale strafhoven is Philippe Sands gewend om grondig onderzoek te doen naar het bewijsmateriaal bij rechtszaken over misdaden tegen de menselijkheid. Onderzoek waarbij elk detail telt. Sands neemt in zijn boek ‘East West Street’ (2016) zijn publiek mee in een zoektocht naar de oorlogsgeschiedenis van zijn eigen familie en onderzoekt de oorsprong van het internationaal recht. Van zijn ruim 80 personen tellende Joodse familie in Lviv, een stad in het westen van Oekraïne, heeft alleen zijn grootvader de oorlog overleefd. 

Als zijn grootvader Leon Buchholz niet aan de Holocaust in Lviv had kunnen ontsnappen, was Philippe Sands er nu niet geweest. Deze achtergrondgeschiedenis maakt Sands een bevlogen speurder op zoek naar de details en het lukt hem het ene na het andere familiegeheim te ontrafelen. Daarnaast gaat hij op zoek naar de achtergronden en ideeën van twee Pools-Joodse rechtsgeleerden die aan de basis stonden van het internationaal recht. Het toeval wil dat één van beide rechtsgeleerden uit dezelfde stad en zelfs dezelfde straat in Lviv komt als zijn Joodse grootvader. Het boek is in het Nederlands vertaald als ‘Galicische wetten. Over de oorsprong van Genocide en Misdrijven tegen de menselijkheid.’

Philippe Sands met het Frans-Engels juridisch woordenboek met voorin een mooi bemoedigend bericht van zijn grootvader Leon Buchholz (1904). Foto: Ellen Lock.

Als u één ding zou willen bewaren, dat alles over u zegt, wat zou dit dan zijn?

‘Voor mij is dat dit Frans-Engels juridisch woordenboek met voorin een mooi bemoedigend bericht van Leon Buchholz (1904), mijn Joodse grootvader van moeders kant uit Parijs. Ik kreeg het van hem voor mijn 23e verjaardag in 1983. Hij stimuleerde me met dit cadeau om rechten te gaan studeren. Dit typeert mij helemaal: mijn Frans-Engelse achtergrond, ik houd van jurisprudentie, van taal en van mijn grootvader, die een grote inspiratie voor mij was. Een jaar later stuurde hij me een vacature uit Le Figaro voor een Engelssprekende internationaal jurist in Parijs met een briefje: ‘Mon fils, wat vind je hiervan?’’

Hoe kreeg u het idee voor een boek over uw familiegeschiedenis?

‘Op een dag in 2010 werd ik gevraagd om een lezing te houden aan de rechtenfaculteit in Lviv. Ik was bijzonder geïnteresseerd om aan dit verzoek tegemoet te komen, met name omdat mijn grootvader in die stad was geboren. Nu ik toch op reis ging naar Lviv, wilde ik weten hoe mijn Joodse grootvader daar had geleefd voor de Tweede Wereldoorlog. Hij was namelijk de enige overlevende in mijn familie van 80 mensen die allemaal zijn vermoord door de nazi’s. Ik wilde zijn huis graag vinden.’

Rita en Leon Buchholz, huwelijksdag mei 1937. Foto: Familiealbum Philippe Sands.

Heeft u nog met uw grootvader of met uw moeder kunnen spreken over die tijd?

‘Als kind voel je aan dat je niet verder moet vragen. Oorlogsgetroffenen spreken vaker niet dan wel over de oorlog, dat is een bekend verschijnsel. Mijn boek ‘East West Street’ begint met een quote van Nicolas Abraham uit ‘Notes on the Phantom’ (1975): ‘We worden niet geplaagd door de doden, maar door de leemten die in ons blijven zitten als gevolg van de geheimen van anderen.’ Mijn moeder had haar vader eens gevraagd naar degene die haar als eenjarig kind had overgebracht uit Wenen. Hij antwoordde toen alleen: “Pas important (niet belangrijk)!” Dan vraag je niet verder. Ik heb mijn grootouders nog persoonlijk gekend in Parijs. Wij gingen er vaak logeren. Zoals bij vele Holocaust-overlevenden kon er niet over de oorlog worden gepraat.’

Heeft uw moeder u nog iets kunnen meegeven over de familiegeschiedenis?

‘Ook mijn moeder vertelde vrij weinig over die tijd. Ik vroeg haar of ze nog meer informatie kon geven over het huis van mijn grootvader in Lviv. Mijn moeder kwam met twee aktetassen tevoorschijn. Ik was blij verrast met de foto’s en alle papieren die mijn grootouders daarin nog hadden bewaard. Hiertussen vond ik een blocnotevelletje met in potlood daarop het adres van ene mevrouw Tilney. “Wie is Miss Tilney?”, vroeg ik mijn moeder. Zij antwoordde: “Ik denk dat het de vrouw was die me in de zomer van 1939 van Wenen naar Parijs heeft gebracht”, waarna ze benadrukte dat haar vader daar niet over sprak.

“Heeft ze uw leven gered?” vroeg ik, waarop mijn moeder knikte. “Wilde u haar dan niet bedanken? Of weten waarom ze het had gedaan?” Op mijn beide vragen antwoordde mijn moeder alleen met “Nee.” Met alleen een blocnotevelletje met het adres van Miss Tilney ging ik op zoek. In hun reisdocumenten zag ik drie afzonderlijke data van vertrek uit Wenen. Het was voor mijn moeder en mij een raadsel waarom mijn grootvader eerder vanuit Wenen naar Parijs gekomen was, waarom pas een jaar later mijn moeder en waarom dan nog later mijn grootmoeder. Waarom was die vluchtgeschiedenis van het jonge gezin zo merkwaardig verlopen?’

Het adres van Miss E.M. Tilney.

Hoe vind je mensen met zo weinig aanwijzingen?

‘Achteraf heb ik geluk gehad met de documenten uit de twee aktetassen en met de aanwijzingen van mijn grootouders, hun inmiddels hoogbejaarde tijdgenoten of hun kinderen. In Franse archieven vond ik een foto van Elsie Tilney en ontdekte dat ze in de oorlog geïnterneerd was geweest in het kamp Vittel in Frankrijk. En ik maakte een afspraak met de dominee van de Evangelische kerk waar ze lid van was geweest in Norwich. 

Miss Elsie Maud Tilney, 1920. Foto: Familiealbum Philippe Sands.

Hij vertelde dat Miss Tilney vanuit haar geloof overtuigd was dat je in tijden van nood Joden moest helpen. Daarom smokkelde ze vele Joodse kinderen en dus ook mijn moeder als eenjarig kind vanuit Wenen de grens over naar Parijs in de zomer van 1939. Miss Tilney overhandigde de baby aan mijn grootvader Leon in Parijs. Ik vond nog een oud-medegevangene van haar uit het kamp Vittel die vertelde dat Miss Tilney in het kamp een Joodse jongeman op haar kamer had verstopt, die daardoor aan de deportatie naar Auschwitz was ontkomen.

Mijn moeder, Ruth Buchholz, Parijs 1939. Foto: Familiealbum Philippe Sands.

Toen ik de kans kreeg mijn 92-jarige tante in Israël te spreken, ontdekte ik het familiegeheim. Zij wist mij de omstandigheden nog te vertellen waaronder mijn ouders Wenen afzonderlijk van elkaar hadden verlaten na 1938. Zij zei dat ze mijn grootvader Leon het gelukkigst had gezien in het bijzijn van zijn allerbeste vriend Max. Ik trof in de aktetassen inderdaad een aantal foto’s aan van Leon en Max samen.
Mijn grootmoeder bleek een affaire met een Joodse man in Wenen gehad te hebben, die daar gedurende de oorlog leefde als een niet-Jood, een zogenoemde ‘onderzeeër’. Nadat ik mijn moeder dit nieuws vertelde herinnerde zij zich nog de ruzies in Parijs, toen deze man mijn grootmoeder na de oorlog kwam opzoeken en zijn geliefde wilde meenemen naar Wenen. Mijn grootmoeder is toch bij mijn grootvader gebleven, maar ik vrees dat het geen gelukkig huwelijk was. Dat merkte ik als kind wanneer ik daar logeerde.’

Wat betekent de titel van uw boek ‘East West Street’?

‘Tijdens mijn zoektocht naar mijn familiegeschiedenis ontdekte ik dat twee Joodse rechtsgeleerden, Cambridge professor internationaal recht, Hersch Lauterpacht (1897), en jurist en officier van justitie, Rafael Lemkin (1900), die zich 70 jaar geleden sterk maakten om oorlogsmisdaden over landsgrenzen heen te kunnen berechten, ook uit de stad Lviv kwamen. Beiden hadden in Lviv gestudeerd en college gegeven aan dezelfde rechtenfaculteit, waar ik binnenkort een lezing zou houden. Maar de mensen die mij voor de lezing hadden uitgenodigd wisten dat niet. Mijn overgrootmoeder Amalia Buchholz kwam uit dezelfde oost-west straat in Zolkiew, een kleine stad vlakbij Lviv. Vandaar de titel van mijn boek: East West Street.’

Waarom hebt u het ontstaan van het internationaal recht met uw familiegeschiedenis verweven?

‘In de archieven van Lviv ontdekte ik dat de vader van Eli Lauterpacht, mijn eerste rechtendocent in Cambridge, uit dezelfde straat kwam als mijn overgrootmoeder. Ik had zoveel van diens zoon Eli geleerd en ik had zoveel aan hem te danken. Eli Lauterpacht had mij na mijn studie rechten gevraagd om onderzoek met hem te doen naar internationaal recht in Cambridge en hij hielp mij barrister te worden. 

Archiefdozen in het Vredespaleis in Den Haag met de geluidsopnamen van de Neurenbergse processen. Foto: Philippe Sands.

De theorie van zijn vader Hersch en die van Rafael Lemkin, beide Pools-Joodse rechtsfilosofen, zijn zeer bepalend voor het internationaal recht geweest en dus van groot belang voor mijn vakgebied. Ik wilde hun ideeën graag onder de aandacht brengen van een groter publiek in East West Street. Beide mannen probeerden zoveel mogelijk internationale steun te verwerven voor hun ideeën hierover. Dit bleek niet eenvoudig, want een aantal landen wilde niet berecht worden voor de eigen misdaden tegen de menselijkheid.’

International Militairy Trials Nürnberg. Foto: Philippe Sands.

Wat was het verschil tussen hun ideeën?

‘Zij waren sterk verdeeld over de vraag: “Hoe zou het internationaal recht kunnen bijdragen aan het voorkomen van massamoorden?” Bescherm het individu, vond Lauterpacht. Bescherm de groep, meende Lemkin. Lauterpacht pleitte voor de term ‘misdaden tegen de menselijkheid’ en vond dat je het individu centraal moest stellen. Als de misdaden in een land jegens het individu zo verschrikkelijk zijn, dan mag de internationale gemeenschap ingrijpen. Zijn stadsgenoot Lemkin bedacht het woord ‘genocide’ (volkerenmoord), een samenstelling van het Griekse ‘genos’, volk, en achtervoegsel -cide van caedere, doden, uit het Latijn. Hij stelde de etnische of nationale of religieuze groep centraal: als een bevolkingsgroep systematisch en planmatig wordt vermoord, zou deze misdaad een genocide zijn en moest de internationale gemeenschap ingrijpen. Lauterpacht maakte zijn ideeën kenbaar aan Robert Jackson, die later op 2 mei 1945 door de Amerikaanse president Harry Truman werd aangesteld als hoofdaanklager van het team dat de voornaamste Duitse oorlogsmisdadigers moest berechten na de oorlog. De rechtsgeleerden moesten bij de Neurenbergse processen ook de nazi-oorlogsmisdadigers berechten, die hun gehele families hadden vermoord. Op het moment dat de twee mannen de rechtszaal betraden, wisten zij dat nog niet. Lauterpacht zat in het Britse team van aanklagers en Lemkin adviseerde de Amerikaanse hoofdaanklager. Van 20 november 1945 tot en met 1 oktober 1946 werden in Neurenberg voor de eerste keer in de geschiedenis individuele nationale leiders berecht voor hun oorlogsmisdaden. Tijdens mijn onderzoek vond ik alle geluidsopnamen hiervan in de kelders van het Vredespaleis in Den Haag. Deze geluidsopnamen zouden gedigitaliseerd moeten worden en op het internet toegankelijk moeten zijn, zodat de wereld deze processen en misdaden niet kan vergeten.’

Wat geeft u hoop voor de toekomst van het internationaal recht?

‘Op 10 december 2018 herdenken we het zeventigjarig bestaan van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, die werd aangenomen door de Verenigde Naties op 10 december 1948. En Holocaust Memorial Day op 27 januari - de dag waarop Auschwitz werd bevrijd in 1945 – herinnert ons eraan dat de laatste overlevenden bijna verdwenen zijn. Het is van groot belang om de verhalen van de eerste generatie te blijven doorgeven.

Mijn moeder is geboren in 1938, ze is nu tachtig. Nu kan ze er nog over vertellen! Ik voel een verantwoordelijkheid om de geschiedenis door te geven. Het is volgens mij geen toeval dat we - met het wegvallen van de eerste generatie, die ons nog steeds op de verschrikkingen van de Holocaust kan wijzen - mogelijk opnieuw het nationalisme zien opkomen, dat ruimte geeft aan populisten. Daarom is het van groot belang om de toorts van de vrijheid, van internationale samenwerking en internationaal recht te blijven doorgeven. Ik zie het als onze taak om te spreken voor degenen die dat niet meer kunnen. Ik geef hen een gezicht, opdat wij hen niet vergeten. 

Philippe Sands, Londen 2018. Foto: Ellen Lock

Mijn boeken zijn een ode aan mijn grootvader, de ideeën van Lauterpacht en Lemkin, en het hele concept van internationale strafhoven en gerechtigheid. Het internationaal strafrecht staat nog in de kinderschoenen vergeleken bij de eeuwenlange ontwikkeling van het nationaal strafrecht. Een Engelse collega-barrister zei eens: zover waren wij in 1400 en kijk hoe we er nu over denken! Er is nog een lange weg te gaan voor het internationaal strafrecht, het is een lang maar noodzakelijk spel zoals ik het altijd noem. Mijn verhaallijnen in East West Street tonen aan dat er ook na vele jaren nog ontbrekende puzzelstukjes gevonden kunnen worden. Elk detail telt en niets blijft helemaal geheim!’

Interview: Ellen Lock, SVB/PUR-cliëntenblad Aanspraak december 2018.