Op zoek naar de ware toedracht

Journalist Philip Freriks vertelt over zijn broer Jan die tijdens de bevrijding van Groningen is omgekomen

Journalist Philip Freriks, het gezicht van het NOS Acht Uur Journaal, is ‘van’ 1944. Tijdens de strijd om de bevrijding van Groningen kwam zijn negenjarige broer om het leven op 14 april 1945. Volgens de verhalen van zijn ouders door een verdwaalde kogel. Hij heeft zijn broer dus nooit gekend, maar dat fatale moment beheerst zijn familiegeschiedenis. In zijn boek “Jantje” uit 2005 gaat hij op zoek naar de ware toedracht.

Kunt u iets vertellen over uw achtergrond?

Ik kom uit een spoorfamilie. Mijn grootvader was machinist op een stoomlocomotief. Zijn twee zoons gingen ook bij de spoorwegen werken. Mijn vader zat op kantoor en mijn oom zat in de buitendienst bij het seinwezen. Mijn moeder kwam uit een ontwikkeld en belezen gezin. Haar vader was eigenaar van een uitleenbibliotheek geweest, dus ze hadden enorm veel boeken thuis. Mijn moeder was zeer sociaal-maatschappelijk bewogen en actief als PvdA-gemeenteraadslid in Utrecht. Ik ben geboren op 27 juli 1944 in Utrecht. Naast mijn overleden oudste broer heb ik een zes jaar oudere broer Joop en een twee jaar jongere zus Susanne.

Philip Freriks.
Foto: Ellen Lock.

Wat wilde u later worden?

Als kind buschauffeur of zeeman. Ik las de verhalen van De Scheepsjongens van Bontekoe en die wijde wereld en woelige baren spraken me wel aan. Door puur toeval ben ik journalist geworden. Onze buurman was chef sportredactie van de plaatselijke krant. Op mijn zestiende roeide ik en hij vroeg mij geregeld om over deze sport te schrijven. Het gevolg was dat ik steeds vaker op de redactie verscheen en wat langer over mijn middelbare school deed, maar wel meteen het schrijversvak inrolde. Een redacteur van het Vrije Volk schaafde mij bij in de journalistiek en daar heb ik nu nog profijt van.

Hoe kwam u op het idee om een boek over uw omgekomen broer Jan te schrijven?

Het idee voor een boek over mijn broer leefde bij mij al jaren. Ik ben immers een schrijver. Maar ik wilde geen boek schrijven over enkel en alleen het verdriet in ons gezin. Er ontbrak nog altijd zoveel informatie. Wonderlijk genoeg kreeg ik die informatie in 2005 naar aanleiding van een televisie-interview door Ivo Niehe over onze familiegeschiedenis. Voor ons was het altijd onduidelijk gebleven waarom Jan nu precies doodgeschoten was enkele dagen voor de bevrijding van Groningen. Er werd altijd gezegd dat hij was getroffen door een verdwaalde kogel. Alsof die zomaar uit het niets gekomen was. Een buurjongen van destijds uit de Peizerweg in Groningen, Piebe van Boon, zag de tv-uitzending. Direct daarna zond hij mij een brief waarin hij, als ooggetuige van de moord, aanbood ons het hele verhaal te vertellen als wij daar behoefte aan hadden. Zo begon mijn zoektocht naar de ware toedracht. Mijn broer Joop en ik maakten een afspraak met de heer Van Boon. Mijn zus was helaas verhinderd die dag. We reden samen naar Groningen. Aan de Peizerweg was alles nog precies hetzelfde gebleven volgens Joop. Vol spanning belden we aan bij Van Boon.

Moeder, Jantje, Joop en Philip als baby. Foto: Familiealbum Philip Freriks.

Wat was de ware toedracht?

Wij kenden tot dan toe alleen de volgende geschiedenis: ‘Groningen 14 april 1945. De bevrijding was op handen. Straat voor straat werd er gevochten tussen de Duitsers en de Canadezen. Onze negenjarige broer Jan logeerde met zijn zesjarige broer Joop vanwege de Hongerwinter bij zijn opa en oma aan de Peizerweg. Plotseling werd er door een sluipschutter vanuit een benedenwoning geschoten op patrouillerende Canadezen. Na een half uur was het weer stil op straat en kwamen mensen nieuwsgierig uit hun huizen om te kijken wat er was gebeurd. Vanuit het bovenhuis keek opa met Jan uit het raam, hoewel het streng verboden was om tijdens gevechten voor de ramen te staan. De Canadese patrouille had kennelijk om versterking gevraagd, want drie kwartier na het gevecht rolde er een Canadese minitank, een zogenoemde brencarrier, de Peizerweg in. Voor het bovenhuis van opa en oma begonnen de Canadezen vanaf de minitank te schieten op alles wat bewoog. Drie kogels doorboorden het raam en Jan werd dodelijk getroffen. Hij stierf enkele minuten later in oma’s armen.’

Maar ooggetuige Van Boon vertelde ons een detail dat we niet kenden: “In de benedenwoning op nummer 33, schuin onder de bovenwoning van uw grootouders op nummer 31a, woonde een NSB-er. Die had op 14 april 1945 geschoten op de Canadese patrouille. Er was doorgegeven aan de post dat er vanaf nummer 33 geschoten was en dus kwam er drie kwartier later een wraakactie op het huis vanwaar geschoten was. Natuurlijk wisten de Canadezen op die snelrijdende brencarrier niet of er vanuit de benedenwoning of de bovenwoning was geschoten. Dus toen zij twee schaduwen voor het bovenraam zagen, van uw grootvader en uw broertje, schoten ze vanuit de rijdende minitank een salvo op de gevel en reden met grote snelheid door. Misschien vraagt u zich af waarom zij voor het raam stonden? Iedereen dacht dat het ergste voorbij was en we keken allemaal uit naar onze bevrijders. Zodra er een gevechtspauze was, ging iedereen kijken. Niemand dacht eraan dat er nog ergens een sluipschutter op onze bevrijders zou gaan schieten.”

Wat wilde u met het boek over uw familiegeschiedenis bereiken? Zijn alle vragen nu beantwoord?

Ja, zestig jaar later hoorden we dus dat die kogel niet was verdwaald. Er was gericht geschoten. Alleen trof het noodlot Jan, in plaats van de dader. De man van wie de vader van Piebe van Boon destijds ‘buitenzinnig van woede’ heeft gezegd: ‘Dat stuk ongeluk van een NSB-er heeft de dood van dat kind op zijn geweten.’ In Canadese logboeken van de Stichting Oorlogs- en Verzetsmateriaal Groningen las ik dat die NSB-er op 15 april 1945 is opgepakt en veroordeeld wegens collaboratie. In 1948 kwam hij vrij uit het interneringskamp Westerbork en in 1983 is hij in Stadskanaal overleden. Op 16 april 1945 is Groningen bevrijd.

Na Van Boon’s onthulling viel eindelijk alles op zijn plaats. Uiteindelijk had ik letterlijk alle feiten nodig om voor mijzelf een punt te kunnen zetten achter die hele geschiedenis. Niks verdwaalde kogel. Het was een gerichte Canadese wraakactie geweest, maar trof net het verkeerde huis. Dit laatste puzzelstukje had ik nodig om dit boek te kunnen schrijven en om het verhaal een plek te kunnen geven.

Hoe reageerde uw naaste familie op de publicatie?

Mijn ouders hebben deze ontknoping helaas niet meer mee mogen maken. Mijn broer en zus gaven mij alle hulp bij het schrijven van dit boek, zij wisten zich ook nog het een en ander te herinneren en traden op als een ware redactie bij een uitgever. In die periode gingen mijn broer Joop en ik aan de slag met de dozen brieven die jarenlang bij hem in de kast hadden gestaan tussen oude spullen van mijn moeder. Via de briefwisseling tussen mijn grootouders en mijn ouders leerde ik Jan pas kennen. Ik kende hem natuurlijk niet als persoon, alleen als een enorm groot verdriet bij ons thuis.

Wat ontdekte u over uw broer Jan in die oude brieven?

Mijn moeder heeft alle brieven en tekeningen uit die oorlogsperiode bewaard. Het is heel aangrijpend om die brieven over en weer te lezen. Je proeft er goed uit dat het oorlogstijd was. Jan zou spoedig 10 jaar worden en omdat Jan en Joop vanwege de Hongerwinter bij opa en oma in Groningen logeerden en de post er vanwege de oorlog langer over deed, stuurden mijn ouders hem al weken van tevoren felicitatiebrieven. Mijn grootouders kregen zelfs alvast instructies voor zijn taart. We vonden nog een tekening waarboven hij had geschreven: ‘Als je niet om acht uur binnen bent, dan krijg je de kogel.’ In een brief las ik dat mijn ouders de avond van Jan’s dood bij vrienden in Utrecht op bezoek waren. Ze kregen het bericht dat Groningen al was bevrijd. Ze dronken een glaasje likeur op de goede afloop. Maar plotseling barstte mijn moeder in snikken uit en riep dat Jan dood was, op exact hetzelfde moment dat hij stierf zoals later bleek. Mijn vader heeft mij dit later ook nog eens bevestigd. Wij zijn een nuchtere Hollandse familie en helemaal niet bijgelovig, maar dit noodlottige incident voelde mijn moeder toch opmerkelijk scherp aan.

Wat dacht u als kind toen u altijd meeging naar het graf?

In mijn herinnering fietsten we elke zondag, weer of geen weer, naar het graf. Als kind raak je daar helemaal aan gewend. Voor mij was hij dan in mijn gedachten mijn oudste broer die ik nooit had gekend, de broer van altijd diezelfde paar foto’s. Aan de verse bloemen op zijn graf zie ik dat mijn zus of broer net geweest is. Hij blijft onderdeel van ons gezin en we zijn allemaal nog even trouw aan hem. Op zijn grafsteen staat 'Jan Freriks 19-5-1935 – 14-4-1945'. Wij noemen hem altijd Jantje.

Heeft u erover kunnen spreken met uw familie?

Mijn moeder heeft er vroeger ontzettend veel met mij als kind over gepraat. Later is het iets geworden wat iedereen wel wist en was er een voelbaar verdriet, maar daar hoefde niet nog weer eens over gesproken te worden. Vlak voor de dood van mijn moeder kwam Jantje weer veel ter sprake. Onlangs kreeg ik een brief van een ‘tante’ die tijdelijk in 1947 bij mijn opa en oma op kamers woonde. Ze schreef me: “Er waren beneden twee kamers met een schuifdeur, maar die ging zelden open. We zaten nooit in de voorste kamer. De herinnering aan je broertje was teveel. Ik geloof niet dat je ouders ooit op bezoek kwamen.” Het zou goed kunnen dat mijn ouders in die eerste naoorlogse tijd niet de moed konden opbrengen om naar Groningen te gaan. Later zijn we wel vaak naar opa en oma gegaan. Nooit hebben wij van onze ouders een verwijt gehoord aan het adres van opa en oma.

Kindertekening. Foto: archief Philip Freriks.

Werd uw broer door uw ouders geïdealiseerd?

Nee, hij werd nooit ten voorbeeld gesteld. Het was een kleine jongen, daar zit geen kwaad bij, dus hij was wel voor altijd lief. Hij bleef voor altijd een kind. Hij werd niet oud genoeg om een rotjong te zijn. Een open en leuk gezicht, een levensgenieter in potentie. Als kind merkte ik wel dat mijn ouders diep van binnen heel verdrietig waren, ook al werd er niet meer over gesproken, het was zichtbaar in hun blikken. Soms vielen er veelzeggende stiltes ook al werd zijn naam niet eens genoemd. Het gemis van Jantje was altijd aanwezig.

Jantje en Joop. Foto: Familiealbum Philip Freriks.

U schrijft dat wel eens werd vergeten dat uw broer Joop het ook allemaal had meegemaakt?

Ja, aan het verdriet van mijn broer Joop om Jan werd helemaal voorbijgegaan. Joop lag al op bed toen het gebeurde en ontdekte pas de volgende dag dat zijn broer er niet meer was. Hij kreeg wel alle verhalen te horen, maar mijn opa en oma namen hem in bescherming voor de dood. Joop mocht zijn dode broertje niet zien en hij mocht ook niet mee naar de begrafenis. In het geniep heeft onze tante hem meegenomen naar de kamer waar Jantje opgebaard lag. In die tijd dacht men nog dat kinderen daar te klein voor waren en er waarschijnlijk niets van begrepen. Het heeft Joop juist altijd diep gekwetst dat de volwassenen hem buiten het verdriet wilden houden om hem te beschermen. Hij had het als zesjarige jongen juist heel goed in de gaten. Achteraf gezien hadden ze hem er beter bij kunnen betrekken.

Jantje Freriks. Foto: Familiealbum Philip Freriks.

Hoe ervaart u de Bevrijdingsdag? En waar viert u de dodenherdenking?

Toevallig heb ik vorige week nog meegewerkt aan een reclamespotje van het Comité 4-5 mei over de betekenis van twee minuten stilte. Ik vond het altijd een heel beklemmend moment. Maar als ik in Frankrijk was, wilde ik op dat moment toch graag in Nederland zijn, omdat hier dit twee minutenmoment wel bestaat. Ik ga zelden naar herdenkingen, maar ik heb het altijd een mooie traditie gevonden. Om acht uur ben ik altijd twee minuten stil en denk dan met name aan Jan. Voor mijn familie was de bevrijding nooit een feest, maar een herinnering aan zijn dood.

Wat gaf uw familie hoop na het verlies van Jan?

Het verlies van Jan is voor ons allemaal heel bepalend in ons leven geweest. Vooral de manier waarop wij maatschappelijk en politiek in het leven stonden werd erdoor bepaald. We hebben bijvoorbeeld allemaal een grote afkeer van oorlog en geweld. Ook van alle vormen van fanatisme. Als kind heb ik nooit een speelgoedgeweer gehad. Dat was volstrekt uit den boze. Natuurlijk heb ik onze zoon ook nooit een speelgoedgeweer gegeven en hij begreep uit zichzelf dat hij daar niet om moest zeuren. Kinderen voelen meteen aan dat iets niet kan of pijn doet. Mijn moeder werd actief in de politiek en heeft zich als PvdA-gemeenteraadslid in Utrecht enorm ingezet voor de zwakkeren in de samenleving. Op haar manier wilde zij iets doen waardoor een volgende oorlog voorkomen zou kunnen worden.

Wat zijn uw toekomstplannen?

Op 31 december 2009 is mijn laatste Acht Uur Journaaluitzending. Daarna komt er vast wel genoeg langs om te gaan doen, daar maak ik me geen zorgen over. Ik hoop wel te blijven schrijven. Op mijn leeftijd heb je niet meer de drang om ergens op het moment suprême te zijn of om jezelf te bewijzen. Ik heb al genoeg tussen het traangas gestaan.

Bron: Jantje, Philip Freriks, Uitgeverij Conserve, 2005, ISBN 9054292024,  pagina 68-69, pagina 82 ,  pagina 87, pagina 29. 

Interview: Ellen Lock, PUR-cliëntenblad Aanspraak, Juni 2008