Op zoek naar de ware toedracht

In gesprek met Liesbeth List

Zangeres en actrice Liesbeth List staat volop in de belangstelling. Haar laatste show Vergezicht is goed ontvangen in de pers. Dit najaar speelt zij Edith Piaf in de gelijknamige musical. Jarenlang stond de zoektocht naar haar eigen identiteit centraal in haar leven.

In Vergezicht zingt zij ook een lied over haar geboorteland Nederlands-Indië. Geboren tijdens de Tweede Wereldoorlog, herinnert zij zich niets van haar moeder, noch van het jappenkamp waarin zij tot haar vierde levensjaar verbleef. Haar moeder stierf kort na de bevrijding op de terugweg naar Europa. Haar vader hertrouwde en liet zijn achtjarige dochter Ellie Driessen adopteren door het gezin List, dat op het eiland Vlieland woonde.

Haar pleegmoeder zei: “Van nu af aan noemen we je Liesbeth.” Jaren later ontdekte Liesbeth List stap voor stap wat haar ouders hadden doorgemaakt in het jappenkamp. Langzamerhand vielen de ontbrekende puzzelstukken uit haar leven op hun plaats.

Met moeder Corry van Oosten, 1942. Foto: Privéarchief Liesbeth List.

Bandoeng

“Vlak voor de oorlog trokken veel jonge mensen naar Indonesië, omdat er weinig werk was in Nederland. Een oom van mijn vader werkte als administrateur op een plantage bij Bandoeng. Mijn vader kon via hem administrateur worden en mijn moeder was huisvrouw. Mijn ouders waren net getrouwd toen mijn vader via een oom in Bandoeng administrateur kon worden. Ik ben in 1941 in Bandoeng geboren. Toen de Jappen kwamen moest mijn moeder met mij naar een vrouwenkamp. Een vriendin van mijn moeder uit het kamp vertelde mij later hoe goed mijn moeder mij wist te verzorgen. Ondanks alles kon ze mij toch drie keer per dag verschonen. Zij vertelde me ook dat veel kinderen in het kamp bezweken aan beriberi. Dankzij mijn zorgzame moeder heb ik het steeds gehaald.”

Apathisch

“Ik kan me niets meer herinneren van mijn eerste levensjaren. Na de bevrijding zijn wij vervoerd naar Candy op Ceylon, om naar Nederland terug te keren. Ik herinner me alleen nog maar de bootreis. Ik weet dat ik op de grond zat en mij verwonderde over een houten speelgoedje. In Candy wachtten wij op mijn vader om samen terug te keren. 
Later las ik in brieven van mijn vader aan mijn oma dat mijn moeder apathisch was geworden door haar verblijf in het jappenkamp. Ze staarde recht voor zich uit en had geen contact meer met de mensen in haar omgeving. Mijn moeder bleef tegen mijn vader schreeuwen: ‘Ik ben jou niet meer waardig!’. Ze was een bloedmooie vrouw voordat ze het kamp in ging. De rest laat zich raden. Mijn vader heeft ons uiteindelijk gevonden. Na twee weken verenigd te zijn geweest, droeg mijn moeder mij als het ware aan hem over. Ze ging nog even kijken of ik sliep en even later trof mijn vader haar dood op bed aan met het doosje pillen nog in haar hand.”

Liesbeth List

“In Candy leerde mijn vader een vrouw met drie kinderen kennen die eveneens in een jappenkamp hadden gezeten. Voor die vrouw was ik een vreemde eend in de bijt. Mijn vader bracht mij in Nederland naar betaalde pleeggezinnen. Als het geld op was, kwam ik weer bij hem in huis. Er is wat met mij heen en weer gehusseld. Maar ik vond het prima op die leeftijd. Als je niet anders gewend bent, is dat jouw universum. 
Uiteindelijk wilde het echtpaar List mij graag adopteren. Mijn vader emigreerde met zijn tweede vrouw en haar kinderen naar Zuid-Afrika. Ze kwamen mij nog bezoeken bij de familie List, maar ik had het daar zo naar mijn zin dat ik niet mee wilde naar Zuid-Afrika. In die tijd waren er nog geen regels voor adoptie. Mijn vader heeft met mijn pleegouders de afspraak gemaakt dat ik vanaf dat moment hun kind zou zijn. Ik heette niet langer Ellie Driessen, zij noemden mij Liesbeth List.”

Met vader Jaap List op de vuurtoren, 1958. Foto: Privéarchief Liesbeth List.

Vlieland

“Op Vlieland had ik een paradijselijke tijd bij de familie List. Zij hadden een hotel en mijn pleegvader was vuurtorenwachter. In de winter mocht ik op iedere kamer van het hotel vadertje en moedertje spelen met mijn vriendinnen. Toch hunkerde ik in mijn jeugd altijd naar mijn vader die nog leefde, maar ik durfde daar met niemand over te spreken uit respect voor de familie List. Zelfs bij de gedachte aan mijn vader kreeg ik al last van mijn geweten. Juist omdat ik me altijd heel erg verraden voelde. ‘Hoe kan je een kind weggeven?’ Die vraag bleef altijd door mijn hoofd spoken.
Op 36-jarige leeftijd ben ik pas de ware toedracht van mijn levensverhaal te weten gekomen. Naar aanleiding van een praatprogramma op de televisie waarbij iemand mij naar mijn afkomst vroeg, belde de zus van mijn vader mij met de vraag of ik de briefwisseling tussen mijn vader en mijn oma wilde hebben. Op het moment dat ik die brieven kreeg en las dat mijn moeder zelfmoord had gepleegd, stortte mijn wereld in elkaar. Ik heb twee weken nodig gehad om de brieven te lezen en om alles voor mezelf op een rij te zetten. Nu kon ik pas begrijpen waarom mijn leven op deze manier was verlopen.”

Aankomst Vlieland, 1948. Foto: Privéarchief Liesbeth List.

Oorlog

“Vanaf dat moment wilde ik álles over de Tweede Wereldoorlog en de jappenkampen weten. Ik ben veel gaan lezen en iedere film gaan zien die over de oorlog ging.
De oorlog in Nederlands-Indië is met geen pen te beschrijven. Het jappenkamp heeft heel veel mensen tot wanhoop gedreven. Mijn vader kreeg in Zuid-Afrika bij zijn tweede vrouw nog twee kinderen, mijn halfzusjes. Via het programma ‘De show van je leven’ probeerde mijn halfzus contact met mij te zoeken. Ik heb toen voor heel Nederland op de televisie gezegd dat ik daar geen behoefte aan had. Mijn halfzus bleef aandringen en ik ben uiteindelijk toch gezwicht. Hoewel we in verschillende werelddelen zijn opgegroeid, bleken we toch veel innerlijke overeenkomsten te hebben. Via haar hoorde ik dat in feite het hele gezin was getraumatiseerd door het jappenkamp. Achteraf bekeken heeft mijn vader mij in wezen gered door mij te laten adopteren.”

Zielsverwanten

“Naar aanleiding van een krantenartikel over mijn optreden belde Ramses Shaffy mij op en vroeg of ik bij hem in Shaffy Chantant wilde komen zingen. Op de middelbare school was ik al een groot bewonderaar van Ramses. Toen ik negentien was ontmoette ik hem in een Amsterdamse kroeg en had ik hem al gezegd dat ik graag zangeres wilde worden. ‘Dan moet je eens langskomen, want ik heb nog wel wat leuke liedjes voor je,’ zei Ramses. Op dat moment vond ik dit maar een flauwe versiertruc.
Ik herinner me nog een nacht in Indonesië, toen het regende en we samen een hele nacht onder een afdakje in Bandoeng over ons verleden begonnen te praten. We zongen toen al jaren samen, maar daarover spraken we eigenlijk nooit. We bleken zoveel gemeen te hebben. Hij was ook in verscheidene pleeggezinnen opgegroeid. Zijn ouders waren ook uit elkaar gegroeid door de Tweede Wereldoorlog. We zijn in veel opzichten elkaars zielsverwanten. Als kind verwerkte ik alles in stilte, terwijl hij steeds uitbrak, hij rebelleerde. Wij laten elkaar nooit meer los.”

Met Ramses ‘Shaffy Chantant’, 1965. Foto: Jacques Klok.

Elisah

“Ik ging vroeger altijd met vriendinnen in ons favoriete restaurant in Amsterdam eten. Op een dag vertelde de eigenaar mij spontaan dat hij al jaren verliefd op mij was. Hij had ooit de VARA-gids rondgebracht met mijn foto op de voorkant. Hij bekende mij dat hij met die foto's zijn hele kamer had behangen. De vonk sloeg over en wij hebben samen een kind gekregen. Bij de geboorte van onze dochter, Elisah, had ik voor het eerst in mijn leven het gevoel: ‘Ik heb eindelijk familie!’. 
Elisah is nu vijftien. Haar ogen zijn sprekend de ogen van mijn moeder op een oude foto. Het is de enige foto die ik van haar heb. Hier was ze 21 jaar toen ze naar Indië vertrok en ze was 29 jaar toen ze stierf. Uit verhalen van familie en uit de brieven van mijn vader kan ik opmaken wat voor type vrouw zij was. Maar het blijft toch een abstract beeld.” 

Liesbeth en Elisah, 2018. Foto: Hetty Ermers.

Vader

“Op mijn éénentwintigste kreeg ik een ernstig auto-ongeluk, waardoor ik in het ziekenhuis belandde. Toen ik bedacht dat ik binnen dertig seconden dood kon zijn, wilde ik contact zoeken met mijn vader in Zuid-Afrika. Twee maanden later kreeg ik een telegram dat hij was overleden. Later heb ik via mijn halfzussen toch een beeld van mijn vader kunnen vormen. Tegen mijn ene halfzus zei hij vaak: ‘Wat lijk je toch op mijn dochter!’ Dat was voor mij een antwoord op mijn vragen; hij dacht dus ook vaak aan mij en hield van mij. Ik herken nu nog uit hun verhalen bepaalde dingen, die ik kennelijk toch van hem heb geërfd. Hij zong de hele dag en was altijd goed gekleed. Hij luisterde naar de wereldomroep, omdat hij via mijn oma wist dat ik zangeres wilde worden. Maar hij was al overleden toen ik bekend werd.”

Vergezicht

“Mijn nieuwste CD heet Vergezicht (april 1999). Ik heb aan Rob Chrispijn opdracht gegeven om een lied over Indië te schrijven. Bij de Dodenherdenking zing ik al dertig jaar liederen voor de Mauthausen-cyclus. Sinds een paar jaar lees ik hierbij ook gedichten voor over het jappenkamp voor de mensen met een Indische achtergrond. Ik ben tenslotte in Bandoeng geboren en voel me ook Indisch.
Wat die mensen hebben meegemaakt is verschrikkelijk en dat komt ook nooit meer goed. Naarmate je ouder wordt, worden de beelden van vroeger sterker en dus worden de herinneringen aan het kamp voor die mensen alleen maar erger. Mijn verdriet is alleen hoe mijn ouders geleden hebben, hoe mijn moeder murw is geslagen door de Jappen en apathisch uit het kamp is gekomen. Ik heb gelukkig geen herinneringen daaraan, maar er is wel een gat in mijn leven geslagen, dat nooit gedicht kan worden.” 

Indië
Dat m'n leven lang al Indonesië heet
M'n geboorteland waar ik steeds meer van vergeet
Zoals ik overdag al niet meer weet
Wat ik deed in m'n dromen.

Ik droom
Van rose schelpen op een palmenstrand
Moeder, kind en speelpop hand in hand
Rijpe mango's; oh, het verre Nederland 
Was een droom
'n nare droom

Vreemd
Als ik op tv naar al die beelden kijk
De mensen arm, de generaals steenrijk
In een land dat niet op dat van vroeger lijkt
het leek een droom
toen ik afscheid nam

Ik zei vaarwel
Waardoor ik ongemerkt gespleten ben
En daardoor een deel van mijzelf niet ken
Alleen soms in mijn slaap hoor ik die stem
Een echo zonder zin of samenhang
Als een vreemdeling die nergens aarden kan
En rusteloos nog naar één plek blijft zoeken
Die niet meer bestaat.

Ik droom
Van verzoening tussen haast en kassian
Tussen Hollands bollenveld en palmenstrand
Waar het hart de rust krijgt waar het naar verlangt
Op een dag
Op een dag…

Interview: Ellen Lock, SVB/PUR-cliëntenblad Aanspraak September 1999