Ik was maar een kleine schakel

Cliëntenraadslid Koosje van de Ven-Jakobs breekt een lans voor de nabestaanden

Mevrouw Koosje van de Ven-Jakobs is voorzitter van de Landelijke Kontakt-Groep Verzetsgepensioneerden ‘40-’45. Op 4 mei 2011 legde zij een krans op de Dam voor omgekomen burgers en verzetsdeelnemers.

Koosje van de Ven-Jakobs, juni 2011. Foto: Ellen Lock.

Als lid van onze cliëntenraad (PUR/SVB Leiden) zet zij zich al jaren in voor verzetsdeelnemers, oorlogsgetroffenen en hun nabestaanden.

Gedenkplaat Sjeng van de Ven, juni 2011. Foto: Ellen Lock.

Waar bevond u zich toen de Tweede Wereldoorlog begon?

‘Thuis op de boerderij in Kronenberg, een kerkdorp van de gemeente Sevenum in Limburg, en ik was 14 jaar. Op die schitterende lentedag hoorden we plotseling in de verte het zware geronk aankomen. We renden naar buiten en zagen Duitse gevechtsvliegtuigen naar het westen vliegen. Mijn ouders zeiden: “Het is oorlog!” en we maakten ons zorgen om mijn broers die in het westen waren gemobiliseerd. In Limburg woonden voor de oorlog vrijwel alleen maar Rooms-Katholieken, vandaar dat we op het platteland aanvankelijk nog weinig merkten van eerste anti-Joodse maatregelen die de bezetter nam.’

Wanneer merkte u wel iets van de Duitse bezetting?

‘Op een dag hoorden we een gierend geronk, heel dichtbij. Mijn broer rende naar buiten en schreeuwde: ”Kom snel, als je een brandend vliegtuig wilt zien moet je nu naar buiten komen!” Rakelings vloog een Engels gevechtsvliegtuig, geraakt door het Duitse luchtafweergeschut, over het dak van onze boerderij. Het stortte neer op het betonnen prieel dat mijn moeder voor haar rozentuin had laten aanleggen. Alle vier inzittenden waren op slag dood en lagen verspreid tussen de brokstukken in onze tuin. Er was veel rookontwikkeling en meteen daarna kwamen er al mensen kijken. Razendsnel was de Duitse politie ter plaatse. De soldaten ontdekten dat de horloges van alle bemanningsleden waren gestolen en de commandant zette mijn moeder meteen tegen de muur. Hij schreeuwde dat zij moest zorgen dat de horloges zouden terugkomen. Ze dreigden haar gewoon op ons erf neer te schieten. Er stond al een loop van een geweer op haar gericht. Gelukkig hebben ze dat niet gedaan. We weten nog steeds niet wie de horloges heeft gestolen. In die ravage hadden we daar helemaal niet op gelet.’

Hoe raakte u betrokken bij het verzet?

‘“Verzetsvrouw” is een groot woord. Zo zou ik het zelf niet willen noemen. Ik was maar een kleine schakel in het verzet van Kronenberg. Toch moesten die er ook wezen om al het werk gedaan te krijgen. Het was gewoon burenhulp wat mij betreft. Mijn man, Sjeng van de Ven, heeft wél veel risico’s in het verzet genomen. Hij heeft Joden uit Amsterdam ondergebracht op boerderijen in Sevenum en omgeving en Engelse piloten over de grens geholpen. Ook pleegde hij overvallen op distributiekantoren om voedselbonnen voor het verzet te regelen. We ontmoetten elkaar pas na de oorlog. Als zijn echtgenote kreeg ik van zijn oorlog nog veel mee. Soms lag hij zo te woelen in zijn nachtmerries over die tijd, dat ik meer dan eens een klap of een schop kreeg in bed. Thuis spraken we er altijd samen over en zodoende weet ik veel over het verzet in Limburg.’

Waaruit bestond uw hulp aan onderduikers?

‘Omdat we thuis twaalf kinderen hadden en dus een enorme moestuin en vanwege het boerenbedrijf veel vee op het land hadden staan, konden we ook wel wat missen. Toen mij gevraagd werd om onderduikers melk en voeding te brengen deed ik dit gewoon. Elke dag bracht ik samen met mijn zus gevulde melkkannen, ook een gevuld met gekookte groenten, naar een slootkant van een wei.

Mijn broer en Sjaak Roodbeen bij de plaggenhut, Foto: familiealbum Koosje van de Ven-Jacobs.

Ieder keer was het weer een opluchting om te zien dat de melkbussen leeg waren, dan wisten we dat ze nog in leven waren. Als we de onderduikers persoonlijk zagen, kregen we bijvoorbeeld het verzoek een scheermesje mee te nemen. Er zaten aanvankelijk twee Engelse piloten en een Duitse deserteur in de plaggenhut bij het bos, maar mijn zus en ik spraken geen Engels.

Sjaak en Mart Roodbeen en mijn broer moesten de plaggenhut verlaten, Foto: familiealbum Koosje van de Ven-Jacobs.

Omdat we langs het Duitse luchtafweergeschut naar het bos moesten lopen en ’s avonds de lichtbundel moesten ontwijken was het een gevaarlijke tocht. Om hen te waarschuwen hingen we briefjes aan een boom met: “Oppassen, de Duitsers komen.” In 1943 kwamen er steeds meer onderduikers bij, die de tewerkstelling in Duitsland wilden ontlopen. Mijn broer hield zich er ook verstopt. Hij sliep aanvankelijk met een paar vrienden in de plaggenhut, maar later zetten we er een kippenhok neer, waarin ze beter beschut tegen de weersomstandigheden konden overnachten. Nadat er een groep jongemannen was verraden in Helden, een naburig dorp, kwamen er wel vijftien mannen in de bossen van Kronenberg schuilen.’

Wat was de meest angstige gebeurtenis voor u?

‘De kerkrazzia in oktober 1944. Op zondagmorgen zaten alle mannen en vrouwen uit Sevenum in de kerk. Een enkeling bleef thuis om op stal te werken, ik moest de koeien melken en mijn vader was niet zo lekker. Plotseling stormden Duitsers onze boerderij binnen en schreeuwden: “Raus, raus!” tegen mijn vader. Maar mijn vader loog dat hij TBC had. De Duitsers waren als de dood voor besmettelijke ziekten dus ze waren in een mum van tijd weer vertrokken. Mijn vader zei direct: “Koos, ga onmiddellijk naar de kerk en zeg dat de Duitsers in aantocht zijn!” Ik rende naar de kerk, maar werd tegengehouden door een soldaat. Ik mocht er niet doorheen, hij was bewapend en stuurde me weg. Snel zocht ik een huis van kennissen, waar ik een andere jas aandeed in de hoop dat hij me niet zou herkennen. Toen ik weer voor hem stond herkende hij me meteen en ik kreeg de loop van het geweer tegen mijn hoofd. “Gehen Sie zurück!” ofwel “Wegwezen!” Ik bevroor van angst en de tijd leek stil te staan. Dat moment komt nog vaak terug in mijn nachtmerries en gedachten. Ik kan ook geen schietfilm zien, dan gaat de knop om. Machteloos keerde ik terug naar mijn vader. Alle mannen werden na de mis uit de kerk naar de wei gevoerd en te voet naar Duitsland gestuurd voor de gedwongen tewerkstelling. ‘s Middags zijn de Duitsers nog teruggekomen voor de jongens in het bos. Maar die had ik gelukkig wel op tijd kunnen waarschuwen.’

Hebt u nog familie verloren in de oorlog?

‘Ja, tijdens die razzia hebben ze mijn neef vermoord. Mijn neef, Jeu Hoeijmaker, was achttien jaar en had zich verkleed als vrouw en zich verstopt in een kippenkooi. Hij dacht dat hij veilig was met meisjeskleren aan, maar ze ontdekten hem bij de huiszoeking op hun boerderij. Ze schoten hem ter plekke neer. Zijn vader is meegenomen naar Duitsland en nooit meer teruggekeerd. Toen wij op de begrafenis van mijn neef waren, hebben ze mijn broer Jan thuis opgepakt en ons hele huis leeggehaald. Al onze varkens waren ook verdwenen. Ons Jan is enkele weken later in een Duits buschauffeurskostuum veilig bij ons teruggekeerd. Hij had zich in de Arbeitseinsatz opgegeven als chauffeur en kon ongezien ontsnappen.’

Kunt u vertellen hoe u de bevrijding hebt ervaren?

‘Op 20 november 1944 rukte de 15e Schotse divisie van het 7e Britse legerkorps op naar Sevenum. De Schotten ontmoetten daarbij weinig tegenstand. De Duitse troepen trokken zich geleidelijk terug in oostelijke richting.

Ze reden op 22 november met een tank door onze voortuin en heg en ook doorzochten zij nog ieder huis op Duitsers. Ze openden ook bij ons in huis ieder luik en iedere kast. Er heerste meteen een hoerastemming. Hoewel wij nooit honger hadden geleden, kregen we wittebrood, chocolade en sigaretten van de Tommy’s.

Ik tussen de Tommy’s in de tuin, Foto: familiealbum Koosje van de Ven-Jacobs.

En na de bevrijding?

Mijn man was lichamelijk helemaal op toen de oorlog voorbij was. De stress van zijn verzetsacties eiste geestelijk en lichamelijk zijn tol. En toen kwamen er de boeken over de oorlog die niet klopten, daar ergerde hij zich kapot aan. We spraken samen veel over de oorlog en ook met onze kinderen. We kregen 9 kinderen, waarvan twee zonen beroepsmilitair zijn geworden en uitgezonden zijn op missies in het voormalig Joegoslavië en in Afghanistan. Het is bij ons thuis dus nog steeds oorlog bij een stuk vlaai.’

Zou u het weer doen?

‘Ja, meteen, die mensen moesten toch eten. En het is gewoon je burgerplicht om voor een ander te zorgen. Met al die oorlogsgesprekken thuis vonden mijn kinderen het beter dat ik vrijwilligerswerk ging doen om er niet depressief van te worden.

Toen mijn man overleden was, bleef ik me inzetten voor de Landelijke Kontakt Groep Verzetsgepensioneerden 1940-1945 (LKG) en later ook in de cliëntenraad van de Pensioen- en Uitkeringsraad. Ik heb me altijd ingezet voor de weduwen van de verzetsdeelnemers, met name voor de huisvrouwen die zo’n lage grondslag van de Wet Buitengewoon Pensioen kregen. 

Ik vind dat nog steeds niet eerlijk: de vrouw heeft toch vaak het leed mee moeten dragen, mét alle zorgen voor de man, zijn oorlogstrauma en het hele gezin, ook na de oorlog nog! Ik zal mijn mond blijven roeren voor onze belangen.

Koosje van de Ven-Jakobs, juni 2011. Foto: Ellen Lock.

Voor mijn ‘burenhulp’ kreeg ik het Verzetsherdenkingskruis. Op 4 mei mocht ik de krans leggen op de Dam en mijn kleindochter mocht mee naar de Nationale Herdenking! Het was een hele eer om dit te mogen doen.’

Interview: Ellen Lock, SVB/PUR-cliëntenblad Aanspraak juni 2011.