‘Kun je wapens vervoeren in een pisangblad?’

Joost van Bodegom, oud-voorzitter Raadskamer Wbp, blikt terug

Tijdens de Tweede Wereldoorlog was Joost van Bodegom (1936) met zijn moeder, broer en zusje geïnterneerd in de jappenkampen Galoehan, Banjoebiroe 10 en 11 op Java. Vanwege zijn Indische achtergrond en zijn bestuurlijke ervaring was hij van 1990 lid en van 1998 tot en met 2010 voorzitter van de Raadskamer Wetten buitengewoon pensioen (Wbp) Met de overgang van de PUR naar de SVB heeft hij het stokje doorgegeven aan anderen. Wat is zijn kijk op 12 jaar voorzitterschap Wbp?

Joost van Bodegem met Koningin Beatrix bij Indië-monument, 15 augustus 2010, Foto: Bas Czerwinski.

Hoe bent u als ‘Indischman’ bij de Wbp, de ‘verzetswet’ betrokken geraakt?

‘Op 15 augustus 1985 organiseerde ik een kleine Indische herdenking in Beetsterzwaag voor een groepje belangstellenden. Eén van de bezoeksters zat in het bestuur van de Stichting ICODO (Informatie- en Coördinatieorgaan Dienstverlening Oorlogsgetroffenen). Zij vroeg of ik een onafhankelijk deskundige, kroonlid, wilde worden in het bestuur van deze stichting, hetgeen vervolgens gebeurde. In 1990 werd Govert Huijser, toen nog lid van de raadskamer Wbp, bestuursvoorzitter van de PUR. Toen zocht men in Heerlen weer ‘een Indische jongen’. Ik wist niets van het Indisch verzet, maar wél hoe een klapperboom eruit zag. De meest uiteenlopende vragen van collega’s kon ik dikwijls beantwoorden vanwege mijn Indische achtergrond, zoals: ‘Kun je wapens vervoeren in een pisangblad?’. Een pisangblad kan manshoog kan zijn, ‘Ja’ dus!’

Vindt u dat er veel is verbeterd in de dienstverlening?

‘Ik kan wel zeggen dat vergeleken met vroeger de dienstverlening is verbeterd. Het is jammer dat het voor sommige groepen oorlogsgetroffenen zo lang heeft moeten duren. De Wet buitengewoon pensioen (Wbp) was er al in 1947. 
De Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet (Wiv) kwam pas in 1986 tot stand. De Nederlandse overheid kon toen de roep om gelijkberechtiging van het Indisch verzet niet langer negeren. Maar ondanks alles, geloof ik toch dat er geen land is waar de zorg voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen van de Tweede Wereldoorlog en de Bersiap beter geregeld is dan in Nederland. In de loop der jaren is het beleid minder ‘kil’ geworden. Er is meer begrip vanuit de Raadskamers en de organisatie gekomen voor de knelpunten in de wetten. ‘Het hoogste recht is dikwijls het hoogste onrecht’ leerde ik al tijdens mijn rechtenstudie. Sommige mensen vallen net buiten de boot als je de wet te rechtlijnig zou toepassen. Daarbij heeft bovendien in de loop der jaren natuurlijk ook het beleid van de Centrale Raad van Beroep een rol gespeeld. De cliënt- gerichtheid is verbeterd en het is fantastisch dat het uiteindelijk is gelukt om de PUR onder te brengen bij de Sociale Verzekeringsbank. Alertheid bij de toepassing en uitvoering van deze wetten blijft geboden. We moeten rekening blijven houden met onze bijzondere doelgroepen, want velen zijn niet zonder kleerscheuren uit de oorlog gekomen.’

Hoe bent u betrokken geraakt bij de totstandkoming van het stripverhaal ‘De terugkeer’?

‘In 2003 kreeg ik het stripboek over de Tweede Wereldoorlog ‘De Ontdekking’ cadeau. Ik bedacht toen dat deel 2 over Indië zou moeten gaan, maar de Anne Frank Stichting was al bezig met ‘De Zoektocht’ over de Holocaust (Auschwitz). Ik bleef pleiten bij de makers van de stripverhalen voor een derde deel over Nederlands-Indië. Toen het Indisch Herinneringscentrum Bronbeek werd opgericht kregen we dankzij het Ministerie (VWS) de financiering rond. Het Ministerie zorgde ervoor dat het stripboek ‘De Terugkeer’ in 2010 een onderdeel van een lespakket voor alle middelbare scholen werd. Het is ook bij de boekhandel verkrijgbaar. Het verdient een plaats in elke Indische boekenkast!’

Van 2005-2010 bent u voorzitter geweest van de Stichting Herdenking 15 augustus 1945. Hoe was het om deze rol te mogen vervullen?

‘Het was heel bijzonder om mee te kunnen draaien in het Indische circuit, dat talloze interessante facetten heeft. De Indië-herdenking 2010 was onder meer door de aanwezigheid van de Koningin en de bijdrage van Boudewijn de Groot een geweldige afsluiting. We konden bovendien beschikken over een Nederlandse vlag uit het jappenkamp Banjoebiroe 10. In het kamp was de vlag in banen uit elkaar getornd en bewaard door mevrouw Van Damme. Deze vlag was bij de bevrijding met grote steken weer aaneen genaaid.’

Wat zijn uw plannen voor de toekomst?

‘Op dit moment zit ik in het bestuur van het Nationaal Comité 4 en 5 mei. Daarnaast ben ik voorzitter van het Verzetsmuseum Friesland in Leeuwarden en van het Koninklijk Eise Eisinga Planetarium in Franeker.

Verder ben ik de laatste jaren in aanraking gekomen met mensen die ik soms kan helpen met het reconstrueren van hun kampverleden en met het onderbrengen van voorwerpen uit de oorlog. Zo kreeg ik een aantal tafelkleden uit ons kamp, waarop honderden namen geborduurd staan. Ik zoek daar nu een goede bestemming voor. Er is nog heel veel te doen op dit gebied.’

Joost van Bodegom met tafellakens vol handtekeningen uit het jappenkamp. Foto: Ellen Lock.

Interview: Ellen Lock, SVB/PUR-cliëntenblad Aanspraak Maart 2011.