‘Vanwege mijn familiegeschiedenis ken ik de tragiek van de Tweede Wereldoorlog van nabij.’

Jaap Polak is benoemd tot nieuwe voorzitter van de Pensioen en Uitkeringsraad.

Per 1 oktober 2025 is Jaap Polak benoemd tot voorzitter van de Pensioen- en Uitkeringsraad (PUR). Hij is de opvolger van Dineke Mulock Houwer, nadat Henny Troostwijk een half jaar waarnemend voorzitter was. De afgelopen 24 jaar was hij van lid van de Raad van State en deeltijdhoogleraar Algemeen bestuursrecht. Van 2010 tot 2017 was hij voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. In 1999 promoveerde hij aan de Universiteit van Amsterdam en werd hij benoemd tot deeltijdhoogleraar Algemeen bestuursrecht aan de Universiteit van Leiden. 

In 1979 begon hij zijn eerste baan in het bestuursrecht als advocaat bij het Amsterdamse advocatenkantoor Stibbe. Jaap vertelt: “In de jaren 80 verdedigde ik als advocaat bij Stibbe met enige regelmaat cliënten die procedeerden tegen de Uitkeringsraad. Op die manier ben ik al bekend met de Wetten voor oorlogsgetroffenen. Alleen is er in de tussentijd uiteraard nog veel in deze wetten en de uitvoering ervan veranderd. Daar ga ik me nu op toeleggen.”

Jaap Polak

U bent de eerste voorzitter van de Pensioen- en Uitkeringsraad die na de oorlog is geboren. Kunt u iets vertellen over uw affiniteit met verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen?

‘Hoewel ik tien jaar na de oorlog ben geboren op 22 september 1955, is mijn persoonlijke geschiedenis sterk verbonden met de Tweede Wereldoorlog. Mijn Joodse vader, Carel Polak, had na een lange onderduikperiode mijn moeder, Anneke Werker, op Bevrijdingsdag, 5 mei 1945, in Den Haag leren kennen. Ik heb de Joodse naam Polak van mijn vader geërfd en ik ken zijn verhalen over zijn onderduik en zijn familiegeschiedenis in de Tweede Wereldoorlog. Van huis uit voel ik me erg verweven met hem en met het lot van mijn Joodse grootouders, ooms, tantes, neven en nichten. Velen van hen hebben de Tweede Wereldoorlog niet overleefd. 

Mijn moeder werd geboren in 1916 in Semarang. Haar vader is als weg- en waterbouwkundig ingenieur met haar moeder naar Nederlands-Indië gegaan om daar het land op te bouwen zoals dat toen werd gezien. Mijn protestantse grootvader liep er polio op en is daaraan uiteindelijk in Nederland gestorven. In 1919 zijn mijn grootouders van moederskant met hun kinderen, waaronder mijn driejarige moeder, verhuisd naar Den Haag. Mijn moeder komt uit een vrijzinnig protestants milieu en is remonstrants opgevoed. Ze heeft illegaal wat blaadjes rondgebracht in de oorlog, maar ze zou zichzelf geen verzetstrijdster noemen.’

Kunt u iets vertellen over uw familieachtergrond? En was de oorlog nog van invloed op uw jeugd?

‘Mijn vader is geboren in 1909 in Rotterdam en komt uit een familie van juristen. Na de oorlog werd hij hoogleraar in Wageningen en in Leiden. Namens de VVD was hij Minister van Justitie in het kabinet-De Jong (1967-1971). Mijn grootvader, Moritz Polak, was raadsheer in de Hoge Raad der Nederlanden, mijn ooms waren eveneens rechters en ook mijn tante Heleen was jurist. We deden thuis niet aan het joodse geloof. Toch was het Joods-zijn voor mijn vader en dus ook voor ons gezin altijd wel sterk aanwezig, met name de tragiek van het Joodse volk tijdens de oorlog. Mijn vader zei vaak als het over de oorlog ging in kranteninterviews of tegen ons: “Het is maar een geluk dat mijn ouders al voor de oorlog zijn overleden!” Hij was ondanks alles toch een vrolijke man. Voor mijn vader voelde het leven na de oorlog als een toegift! Vanwege het verlies van zoveel vrienden en familie was hij zich extra bewust van recht en onrecht. Mijn vader was de jongste van het gezin. Ook zijn twee oudere broers hebben de oorlog in de onderduik overleefd. Zijn oudste broer Nico zat in Drenthe bij boeren ondergedoken. Zijn tweede broer Jacques was in het Westen ondergedoken. Zijn oudere zus Heleen was gemengd gehuwd en heeft niet hoeven onderduiken. 

De oorlog was voor mijn vader een grote cesuur in zijn leven. Veel van zijn Joodse vrienden uit zijn studententijd en neven en nichten waren na de oorlog niet teruggekomen. Ik ben pas nog naar een legging van Struikelstenen gegaan ter herdenking van familie in Zwolle, een Joods gezin met drie zonen dat niet was teruggekeerd. Mijn vader was niet gelovig en noemde zichzelf een agnost. Toen ik opgroeide in de jaren zestig was het nog de tijd van het zwart-wit denken, dat wilde zeggen dat mijn vader precies wist wie goed of fout was tijdens de oorlog. En daar werden we toch wel mee grootgebracht. Mensen die in het verzet hadden gezeten - en dus goed waren geweest in de oorlog - genoten bij ons thuis veel respect.’

Mijn ouders trouwden op 22 mei 1950 in Den Haag.

Weet u waar uw vader was ondergedoken?

‘Tijdens de oorlog was mijn vader ondergedoken bij de familie Van Turennout in Voorschoten. Langs de Leidseweg vanuit Leiden staat rechts de Zilverfabriek Van Kempen en Begeer in Voorschoten. Voorbij de Zilverfabriek ligt een kleine oprijlaan, de Benvenutolaan. Deze oprijlaan ging naar een paar kleine huizen op dat terrein en in één van die huizen woonde het gezin van de nachtwaker van de Zilverfabriek, de heer en mevrouw Van Turennout met hun twee jonge zonen. Vanaf augustus 1942 tot 5 mei 1945 was mijn vader bij deze familie Van Turennout ondergedoken. Ruim tweeënhalf jaar leefde hij bij hen binnen op een kleine kamer van ongeveer 2 bij 3 meter in dat kleine huis. Dat betekende dat de heer en mevrouw Van Turennout zonder extra voedselbonnen toch aan voldoende eten voor deze onderduiker moesten komen. 

Met de familie Van Turennout hebben wij als gezin altijd contact onderhouden. Inmiddels is er nog maar één zoon in leven, die is nu 90 jaar, want hij is geboren in 1935. Hij is dus als kind opgegroeid met mijn ondergedoken vader als groot geheim in zijn ouderlijk huis. Mijn vader was in 1909 geboren en was toen dus 33 jaar. Deze heer Van Turennout junior woont nu in een seniorenwoning in Voorschoten met zijn vrouw. Samen met mijn zus Caroline bezoek ik dit echtpaar nog altijd. Hoewel ze als gereformeerde familie een andere achtergrond hebben, geeft het oorlogsverleden van mijn vader ons toch een sterke band met hen. Dankzij het heldhaftige verzet van de heer en mevrouw Van Turennout leefde mijn vader na de oorlog nog.’

Van oktober 1942 tot mei 1945 zat Carel Polak ondergedoken bij het echtpaar Van Turennout, hier in 1946 met zoon Wim.

Hoe hebben uw ouders elkaar ontmoet?

‘Op 5 mei 1945 ging mijn vader naar vrienden op de Hooigracht in Den Haag om daar in de tuin de bevrijding te vieren. Mijn moeder was op die Bevrijdingsdag bij vrienden in de tuin en stak haar hoofd boven de tuinmuur uit en toen zag ze mijn vader. En toen was het liefde op het eerste gezicht. Het was destijds een verzuilde samenleving, dus de beide families moesten nog wennen aan hun relatie. Waarschijnlijk zijn ze daarom pas in 1950 getrouwd. Mijn ouders vestigden zich eerst in Wageningen, waar mijn oudere zus Caroline werd geboren op 3 mei 1951. Daarna gingen zij al snel in Leiden wonen aan de Kagerstraat 2, waar ik ben geboren op 22 september 1955. Mijn geboortehuis staat er nog steeds. Het is een wonder dat ik in mijn laatste baan, nu 70 jaar later, terecht kom in het kantoor van de Sociale Verzekeringsbank Leiden binnen een kilometer afstand van mijn geboortehuis. Dat is voor mij een bijzonder aangenaam toeval. Het voelt hier in Leiden als thuiskomen in een vertrouwde omgeving. Dat komt zeker ook door de hartelijke manier waarmee ik door de collega’s van de Raad en de Sociale Verzekeringsbank ben ontvangen.’

Anneke en Carel Polak met Jaap en Caroline, 3 oktober 1959, Stationsplein Leiden, waar nu de SVB en PUR huizen.
Anneke Polak-Werker met Carel Polak, en dochter Caroline, 1953.
Jaap Polak voor zijn geboortehuis, Kagerstraat 2 in Leiden.

Wanneer besloot u rechten te gaan studeren?

‘Ik ging naar het Rijnlands Lyceum in Oegstgeest. Aan het eind van mijn middelbare school raakte ik steeds meer geïnteresseerd in politiek. Begin jaren 70 wilde ik graag journalist worden, want ik was geïnteresseerd in politieke vraagstukken. Mijn vader liet mij vrij in mijn beroepskeuze, maar hij gaf me wel een goed advies. Hij zei: “Je kunt ook een prima journalist worden als je rechten studeert en dan kun je toch nog alle kanten op. Het is een goede basis, ook voor een journalist.” En ik moet hem nu nog nageven dat hij daarin gelijk had. Evenals mijn vader, ooms, tante, grootvader en zus Caroline besloot ik rechten te studeren en net als mijn vader aan de Universiteit Leiden, om toch veel carrièremogelijkheden open te houden. 

Qua uiterlijk lijk ik op mijn Joodse vader, maar mijn moeder was niet Joods en volgens de Joodse Wet ben ik daarom geen Jood. In 1977 mocht ik als tafeltennisser voor Nederland wel meedoen aan de Maccabiade, de Olympische Spelen voor Joodse sporters wereldwijd. Deze wordt elke vier jaar in Israël gehouden. Ik heb op vrij hoog niveau tafeltennis gespeeld in Oegstgeest. Om als zogenoemde ‘vader-Jood’ mee te kunnen doen was de eis dat je aantoonbaar twee vol-Joodse grootouders moest hebben en die had ik via mijn vaders kant. 

Ik ben mijn vader nog altijd dankbaar dat hij mij dit goede advies om rechten te gaan studeren heeft gegeven. Het vak is zo veelzijdig en ik ben blij dat ik toch jurist ben geworden. Ik specialiseerde me in het bestuursrecht. Het vak interesseerde me inhoudelijk, ik ben een taalliefhebber en ik houd enorm van het uitpluizen van zaken. Na mijn tijd in de advocatuur ben ik rechter bij de Raad van State in Den Haag geworden en deeltijdhoogleraar, ook in Leiden. Ik houd ervan om precies uit te zoeken hoe het wettelijk is geregeld en om dan vervolgens rechtvaardige oplossingen te vinden.’

Was u bekend met de verschillende doelgroepen van de Pensioen- en Uitkeringsraad?

‘Als advocaat hielp ik cliënten van de Uitkeringsraad. In 1979 werd ik na mijn studie rechten advocaat en procureur bij het advocatenkantoor Stibbe in Amsterdam. En dat ben ik tot 2001 geweest. In de jaren 80 heb ik cliënten van de toenmalige Uitkeringsraad bijgestaan, de voorloper van de Pensioen- en Uitkeringsraad, tot aan de Centrale Raad van Beroep toe. Bij dit advocatenkantoor Stibbe kreeg ik verschillende doelgroepen oorlogsgetroffenen van de Uitkeringsraad als cliënten. Ik stond zowel Indische als Joodse cliënten bij. Toen stond ik dus eigenlijk aan de andere kant van de zaak. Ik heb in die periode ook nog voor het Verbond Belangenbehartiging Vervolgingsslachtoffers en de Stichting 1940-1945 bij de Rechtbank in Den Haag geprocedeerd tegen de Staat der Nederlanden. Dus ik ken de Wetten voor Oorlogsgetroffenen en Verzetsdeelnemers al. Ik heb goede herinneringen aan de cliënten voor wie ik eerder heb gewerkt als advocaat. Vanuit mijn familiegeschiedenis ken ik de oorlogsproblematiek van nabij en ik zal me de komende jaren graag voor de verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen inzetten.’

Jaap in 1984. En de foto onder: Jaap met zijn vader Carel Polak, Zwitserland 1978.

Wat zijn uw verwachtingen bij de invulling van dit voorzitterschap?

‘Sinds 1 januari 2025 ben ik met pensioen. Ik wil graag nog met werk in de weer blijven en mijn kennis en kunde inzetten voor de mensen die een aanvraag doen bij de SVB-afdeling Verzetsdeelnemers en Oorlogsgetroffenen in Leiden. Gelet op mijn achtergrond en ervaring denk ik als PUR-voorzitter goed te begrijpen waar de cliënten, die bezwaar maken of beroep aantekenen, tegenaan kunnen lopen. En wij moeten hen vooral zo duidelijk mogelijk uitleggen, waarom wij als Pensioen- en Uitkeringsraad tot een bepaalde beslissing zijn gekomen. Het gaat nu en in de komende jaren vooral om toekenningen en afwijzingen van de aanvragen voor tegemoetkomingen of vergoedingen van voorzieningen van reeds bestaande cliënten. Zij kunnen die aanvragen voor bijvoorbeeld huishoudelijke hulp of een traplift indienen bij de SVB-afdeling Verzetsdeelnemers en Oorlogsgetroffenen die de reguliere aanvragen behandelt. De SVB-medewerkers leggen de ingewikkelde aanvragen of bezwaarschriften van cliënten ter beoordeling voor aan de Pensioen- en Uitkeringsraad. De juridische afwegingen hiervan zal ik als voorzitter samen met de leden van de Pensioen- en Uitkeringsraad maken. Verder stelt de PUR ook de beleidsregels op voor de uitvoering van deze regelingen.’

Afscheid Jaap bij Raad van State, 11 december 2024. Vlnr: Schoondochter Lukia, Sven, Heleen, Jaap, Noor en Lara.
Jaap Polak met zijn vrouw Heleen Koldewee, Florence, maart 2025.

Hoe ziet u de toekomst van de uitvoering van de Wetten voor Oorlogsgetroffenen?

‘Toen ik vertelde dat ik de nieuwe voorzitter werd van de Pensioen- en Uitkeringsraad, vroegen vrienden en kennissen mij of we nog veel aanvragen binnenkrijgen. De SVB-afdeling Verzetsdeelnemers en Oorlogsgetroffenen krijgt inderdaad nog veel aanvragen binnen, maar met name van mensen die al cliënt bij ons zijn. Zij kunnen onder bepaalde voorwaarden vergoedingen aanvragen voor huishoudelijke hulp en sociaal vervoer. Toch zijn er ook nog mensen die recht zouden kunnen hebben op de Wetten voor oorlogsgetroffenen, maar er nog nooit van hebben gehoord. Nederlandse verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen van de Tweede Wereldoorlog kunnen op grond van hun lichamelijke en/of geestelijke klachten nog steeds een eerste aanvraag voor een verzetspensioen of een oorlogsgetroffenenuitkering indienen bij de Pensioen- en Uitkeringsraad. Ik vind het bijzonder om aan het eind van mijn werkende leven als jurist eenieder datgene te kunnen geven waar hij of zij als cliënt recht op heeft. Ik zal dit uiteraard naar eer en geweten doen. De politiek heeft tot nu toe altijd uitgesproken dat de ereschuld en bijzondere solidariteit voor deze bijzondere doelgroep tot de laatste cliënt wordt gewaarborgd. Dat onderschrijft de Pensioen- en Uitkeringsraad natuurlijk ook en vervult daarin sinds 2011 samen met de Sociale Verzekeringsbank een belangrijke rol. Ik heb al gemerkt dat er een prima samenwerking is tussen deze twee organisaties. 

De belangrijkste opdracht voor de Pensioen- en Uitkeringsraad voor de toekomst van de uitvoering van de Wetten voor Oorlogsgetroffenen is dat de ereschuld aan en bijzondere solidariteit met de cliënten tot het einde toe kan worden waargemaakt. Ik ga ervan uit en zal mij ervoor inzetten dat deze ereschuld en bijzondere solidariteit voor deze groepen oorlogsgetroffenen voorop blijft staan. De aandacht daarvoor zou kunnen verslappen bij de overheid als geheel, die ook andere prioriteiten heeft om het Nederlandse overheidsgeld aan te besteden. Daar dient de Pensioen- en Uitkeringsraad goed op te letten zodat de cliënten altijd deze zorg behouden. Zoals de Raadsleden per doelgroep vertegenwoordigd zijn in de Pensioen- en Uitkeringsraad, zo zijn ook alle verschillende doelgroepen vertegenwoordigd in de Cliëntenraad voor Verzetsdeelnemers en Oorlogsgetroffenen. Ik zie met heel veel belangstelling uit naar de kennismaking met deze Cliëntenraad en met de cliënten die zij vertegenwoordigen.’

Interview: Ellen Lock, SVB/PUR-cliëntenblad Aanspraak December 2025.