‘Zolang je niets hoort, hoop je dat hij nog in leven is’

Laatste rustplaats van vele oorlogsgetroffenen onbekend

Jarenlang zocht de nu 80-jarige Hayo Keekstra het graf van zijn broer Albert. Albert Keekstra werd als 21-jarige marinier in 1939 als seiner uitgezonden naar Nederlands-Indië. Pas na de Tweede Wereldoorlog hoorde de familie Keekstra van het Ministerie van Marine dat Albert was omgekomen in Australië. De Koninklijke Marine stuurde hen na de oorlog een oorkonde met een dankbetuiging. Zijn sterfdatum werd hierop vermeld, maar zijn lichaam is nooit gevonden. Duidelijkheid van overheidswege over de omstandigheden waaronder hij gestorven is bleef meer dan zestig jaar uit.

Hayo Keekstra vertelt: “Veel nabestaanden van oorlogsslachtoffers weten net als wij niet precies wat er met hun familieleden tijdens de Tweede Wereldoorlog is gebeurd, noch waar hun laatste rustplaats is. Zolang je niets hoort en er geen lichaam gevonden is, koester je toch altijd de hoop dat iemand nog in leven is. Dat idee blijft dagelijks aan je knagen.“

Ook voor Pauline Keekstra was het moeilijk om haar man verdrietig te zien over de vermissing van zijn broer. Pauline Keekstra: “Als kind heb ik in het jappenkamp gezeten. Onlangs ben ik met mijn zus teruggegaan naar de kampen uit onze herinnering. Ik verwachtte dat deze reis me veel zou doen, maar vreemd genoeg was ik emotioneler betrokken bij de reis die ik onlangs met mijn man maakte naar de gedenksteen voor zijn broer. Officieel hebben we nooit gehoord wat er precies met zijn broer is gebeurd en dan laat zijn onbekende lot je niet meer los.”

Albert Keekstra met zusje Rijkje. Foto: Pieter Keekstra.

Keekstra: “In september 1939 vertrok mijn broer Albert naar Nederlands-Indië met het schip de ‘Poeloe Roebiah’. Albert was 21 jaar en had een opleiding gevolgd voor marconist/seiner aan de zeevaartschool in Groningen. Hij wilde graag bij Radio Holland gaan werken, maar moest eerst 4 jaar in militaire dienst. Hij ging als marinier naar de Oost en werd gestationeerd als korporaal seiner in Soerabaja. Spoedig daarna brak bij ons in Nederland de oorlog uit en hoorden wij niets meer van hem. Pas na de oorlog kregen wij bericht van het Ministerie van Marine dat Albert was gesneuveld in Australië, maar hoe werd niet vermeld.”

In september 1945 kregen wij een brief van mevrouw Blommert-van der Endt uit Colombo, waarin zij Alberts laatste levensuren beschreef. Kort daarop kwam ze bij ons op bezoek om het verhaal persoonlijk te vertellen. ‘Op 2 maart 1942 vertrok een vloot vliegboten vanuit Nederlands-Indië naar Australië, volgeladen met vluchtelingen die wilden uitwijken vanwege de angst voor een Japanse bezetting. Zij bevond zich met haar man en twee kinderen in dezelfde vliegboot als mijn broer Albert. Op 3 maart 1942 werd een landing gemaakt in de haven van de Noordwest Australische stad Broome om bij te tanken.

Aan de horizon verschenen toen enkele vliegtuigen, die eerst werden aangezien voor Geallieerden. Al spoedig bleken het echter Japanse gevechtsvliegtuigen te zijn, die de gehele vloot van vliegboten met vluchtelingen onder vuur namen en totaal vernietigden. Bij deze aanval stond haar man, de heer Blommert, in de deuropening van de vliegboot en werd door een salvo dodelijk getroffen. Albert stond achter hem en werd in zijn schouder geraakt. Zwaar gewond was hij nog in staat om haar en haar kinderen uit de brandende vliegboot in het water te brengen, waarna hij haar negenjarige dochtertje nog enige tijd hielp om zover mogelijk van het explosiegevaar weg te zwemmen. Zijn laatste woorden waren: ‘Ik kan niet meer, zeg maar tegen mijn familie dat het goed met me is!’ en daarna verdween hij in de golven. Dankzij Alberts redding hebben mevrouw Blommert, haar zoon en dochter de ramp overleefd.”

Detail van gedenkteken voor oorlogsgetroffenen voor de kust van Broome in Australië. Foto: Hayo Keekstra.

Keekstra vertelt: “Jarenlang heb ik getwijfeld of mijn broer echt dood was en hebben wij overal tevergeefs informatie over de ramp proberen te vinden. Totdat mijn zoon ons belde dat hij op de televisie bij ‘Discovery Channel’ een documentaire had gezien over het Japanse bombardement op Broome. De Japanners hadden de ramp gefilmd voor hun oorlogspropaganda. In de documentaire werd in Broome een oorlogsmonument onthuld waarop hij de naam ‘Albert Keekstra, seiner’ duidelijk zag staan. Bij het eerstvolgende bezoek aan Australië in 2002 zijn mijn vrouw en ik naar Broome gereisd en hebben de oorlogsbegraafplaats gevonden. We hebben er een boekje gekocht met alle informatie over: ‘Het Pearl Harbour van Broome’. Begin dit jaar hoorden we van familie in Perth dat de stoffelijke overschotten van de ramp naar Perth waren overgebracht naar een speciaal voor Nederlandse slachtoffers gereserveerd deel van de ‘War Cemetery’ en daar zijn herbegraven. Op 3 maart 2006 heeft de voorzitter van de Nederlandse afdeling van de oorlogsgravenstichting dit deel geopend. Wij werden officieel uitgenodigd voor de heropening van het Monument van Nederlandse oorlogsslachtoffers op Australische bodem.” Pauline Keekstra: “We mochten een hibiscus voor Albert op de begraafplaats planten. Toen ik voor het eerst voor die gedenksteen stond, schoot ik bij het zien van de naam ‘Albert Keekstra’ helemaal vol. Na meer dan zestig jaar konden wij onze zoektocht naar Albert eindelijk afsluiten.” Keekstra: “Bij het zien van zijn naam viel er zo’n last van mijn schouders. Eindelijk rust. Zijn lichaam is nooit meer gevonden, maar staande voor die gedenksteen voelde het toch alsof Albert eindelijk een laatste rustplaats had gekregen.”

Hayo en Pauline Keekstra. Foto: Ellen Lock.

Interview: Ellen Lock, PUR-cliëntenblad Aanspraak, September 2006