Het Bezuidenhout-bombardement heeft me fysiek verwoest, maar niet mentaal

Oud-PvdA-burgemeester Hans Ouwerkerk verloor zijn vader en werd als kind ernstig getroffen door een Engelse bom in 1945

Hans Ouwerkerk sprak op 3 maart 2018 de herdenkingstoespraak bij het Bezuidenhout-monument uit. De oud-VARA-Ombudsman en oud-PvdA-burgemeester vertelt zijn oorlogsverhaal: ‘Als jongetje van bijna vier maakte ik het bombardement van de Haagse wijk Bezuidenhout mee. Mijn vader lag op straat met zijn lichaam over mij heen om mij te beschermen en stierf ter plaatse, toen een bomscherf zijn hoofd trof.

Diezelfde bomscherf verbrijzelde mijn linkerarm. Drie maanden bracht ik zittend door in een ziekenhuisbed, mijn arm in een stellage. Ook bleek mijn rechterbeen verlamd. Tot op de dag van vandaag is dit voelbaar en zichtbaar aan mijn lichaam, maar ik laat me door die tegenslag niet meer weerhouden om voluit te leven en kansen te grijpen zoals ieder ander.’

Hans Ouwerkerk: ‘Alleen mijn moeders lederen damestasje is teruggevonden.’ Foto: Ellen Lock.

Op 3 maart 1945 werd de wijk Bezuidenhout in Den Haag getroffen door een verwoestend Engels bombardement. De Engelse luchtmacht wilde de Duitse V2-installaties in het Haagse Bos treffen. Met deze V2-lange afstand raketten wilden de Duitsers alsnog de oorlog winnen en Londen bombarderen. Niet dit militaire doel, maar de Haagse woonwijk Bezuidenhout werd in het hart geraakt door fatale navigatiefouten van de Engelsen: verkeerd gemeten windkracht, omgewisselde coördinaten en miscommunicatie. De directe schade was enorm: een groot deel van de wijk lag in puin, meer dan 500 burgers lieten het leven, ruim 400 werden vermist, meer dan 200 mensen raakten ernstig gewond en bijna 3.000 mensen verloren hun huis.

Getroffen door een bomscherf

Hans Ouwerkerk is geboren op 23 mei 1941 in de Wilhelmina van Pruisenstraat 87 te Den Haag. Aan zijn vader heeft hij geen enkele herinnering, want die stierf op 3 maart 1945 tijdens het bombardement, terwijl hij de driejarige Hans met zijn lichaam probeerde te beschermen. Wat herinnert hij zich nog wel? ‘Mijn allereerste herinneringen bestaan uit rondvliegend puin en een vuurzee in onze wijk en dat ikzelf werd meegesleurd door een enorme windvlaag. De huizen waren weggevaagd en de puinhopen bleven branden.’

Ouders aan boord 1938/1939. Foto: Familiealbum Hans Ouwerkerk.

Zijn vier jaar oudere zus Wil en zijn moeder vertelden hem later in detail hoe het is gegaan. ‘Op 3 maart 1945 hoorden wij het vliegtuiggeronk boven Den Haag. Mijn moeder voelde zich niet veilig in huis en het leek haar beter om met ons de straat op te gaan. Toen de bommenwerpers laag overvlogen, gingen mijn ouders met ons op straat liggen en beschermden ons met hun lichamen. Direct daarop voelden we hoe een heel bommenpakket tegelijkertijd boven onze wijk werd gelost, waardoor we door de enorme luchtdruk van de bomexplosies werden opgetild.

Mijn moeder (Jo), 1935. Foto: Familiealbum Hans Ouwerkerk.

Dwars door mijn vaders hoofd ging een bomscherf, die daarna mijn arm heeft getroffen. Vervolgens werd ik vele meters weggeslingerd richting Voorburg en kwam langs de kant van de weg terecht. Mijn vader bleef doodstil liggen naast mijn moeder en mijn zusje op straat. Mijn moeder vroeg: “Bert leef je nog?”, maar hij kon haar geen antwoord meer geven. Hij kreunde alleen nog heel even, waarna hij stierf. Uiteraard had mijn moeder alleen oog voor mijn vader op dat moment.

Mijn ouders op het balkon, 1940. Foto: Familiealbum: Hans Ouwerkerk.

Nadat hij gestorven was heeft ze zijn ring, portefeuille en horloge meegenomen en toen pas besefte ze dat ik er niet meer was. Ze nam mijn zus bij de arm en ze liepen in de vluchtelingenstroom mee, op de vlucht voor de vlammenzee en op zoek naar mij. Toevallig kwamen ze precies mijn kant op lopen. Ik zat beduusd langs de kant van de weg en herhaalde alleen maar: “Mamma, mamma, ik heb geen armpje meer!” Mijn linkerarm voelde ik niet meer en hing er zwaargewond bij.’

Hans Ouwerkerk 7 jaar, 1948. Foto: Familiealbum: Hans Ouwerkerk.

Mijn redding

‘Een huisarts in Voorburg had een auto en mijn moeder, die met mij in haar armen liep, reageerde toen hij vroeg: “Zijn hier gewonden?” Het is mijn redding geweest, dat ik door deze dokter Gestel als één van de eerste slachtoffers het ziekenhuis Antoniushove in Voorburg werd binnengedragen, omdat er toen nog een anti-tetanus medicijn op voorraad was. Vanwege de drukgolven van het bommentapijt, die harde wervelwinden veroorzaakten, was er straat- vuil in de open wonden gekomen, dat de dodelijke bacteriële ziekte tetanus veroorzaakte. Zonder antistoffen tegen de gifstoffen krijg je spierkrampen, slikklachten en ademhalingsproblemen. Mijn moeder en grootvader wisselden elkaar af naast mijn bed om te voorkomen dat mijn tong naar achteren klapte. Verschillende mensen zijn er in die chaotische eerste dagen vlak na de ramp in dat ziekenhuis aan overleden. Toen ik de tetanus had overwonnen, startte het genezingsproces van mijn linkerarm.’

Damestas met zilveren poederdoos

‘Intussen waren mijn moeder en zus naar goede vrienden, oom Ben en tante Greet, in Voorburg gelopen en konden daar voorlopig blijven. Mijn moeder is samen met oom Ben gaan zoeken naar mijn vaders lichaam. Op de stenen trap van ons huis vond ze alleen haar lederen damestasje terug met haar zilveren poederdoosje erin. Ze vonden zijn lichaam ter identificatie opgebaard in de Nederlands Hervormde Kerk in Voorburg, vlak naast het lichaam van de destijds bekende zanger Koos Speenhoff. Mijn vader werd eerst in een massagraf begraven. Later is hij herbegraven. Mijn grootvader heeft van een linnenkast een doodskist laten maken om hem waardig te kunnen begraven.’

Revalideren

‘Op een fiets met houten banden reed mijn moeder dagelijks naar het ziekenhuis om te kijken of ik nog leefde. Er was tijdens de operatie een stukje huid uit mijn lies gehaald en getransplanteerd naar mijn bovenarm om de grote wond te dichten. Ik lag op bed met mijn hoofdeind schuin omhoog en met mijn linkerarm in een fixatiestellage ter ondersteuning. Dag en nacht moest ik stilliggen om te genezen. Twee maanden later vierden we de bevrijding in het ziekenhuis. Mijn moeder deed een strik in mijn lange haar en ik kreeg chocolade. Toen ik na drie maanden mocht gaan staan, zakte ik door mijn rechterbeen, waarna een lange periode van rolstoelen, beugels en operaties volgde. Het bleef een zwakke plek, zonder orthopedische schoenen en stok redde ik het niet. Tot mijn tiende jaar ben ik vijf keer geopereerd om mijn rechterbeen zo goed mogelijk in een loopstand te brengen.’

Je kunt alles, tot het tegendeel blijkt

‘Mijn grootmoeder was in de oorlog overleden en het was mijn moeders idee om bij haar vader in te trekken, want wij hadden helemaal niets meer. Mijn grootvader was als een tweede vader voor ons. Qua politieke voorkeur was hij rood en hij heeft me veel geleerd. Mijn opa zag gelukkig op tijd in dat het beter was mij niet als een kasplantje te behandelen en mijn moeder deed mij op de padvinderij. Daar raakte ik bevriend met Hans Schimmelpenningh die mij overtuigde dat ik alles kon, tot het tegendeel zou blijken. Aan dit levensmotto heb ik veel gehad. Omdat mijn benen en voeten ongelijk zijn, leerde ik gaandeweg beter lopen, eerst op hoge schoenen met een beenbeugel. Graag had ik ook willen schaatsen en aan sport willen doen. Er zat altijd een zwart stipje op een verwonding bij mijn elleboog en ik wist niet wat het was. Veertig jaar later is daar nog een glassplinter uit mijn arm gekomen, die ze hadden gemist tijdens de operaties. Van twee paar schoenen kon ik altijd de andere helft weggooien. Na mijn vijftigste ben ik weer op orthopedische schoenen gaan lopen. Eens zat ik als burgemeester van Emmen met korte mouwen achter mijn bureau. Ik heb me nooit voor mijn arm geschaamd, want ik heb het overleefd. Een collega vroeg: “Mag ik mijn zoon meebrengen, die zich schaamt voor zijn brandwonden en niet meer buitenkomt, zodat hij kan zien wat er juist wél mogelijk is?” Ik zei: “Dat is goed, laat maar komen.” En toen leerde ik hem mijn motto: ‘Je kunt alles tot het tegendeel blijkt.’ Dat heeft mij altijd gestimuleerd om me niet te laten weerhouden om toch ook kansen in het leven te pakken. In mijn rechterschoen zit bijvoorbeeld een binnenschoen om het hoogteverschil op te vangen. Elke dag word ik dus nog met het bombardement geconfronteerd. Bij alles wat ik doe houd ik rekening met een gebrek aan kracht in mijn arm en mijn been. Daarom heb ik een hekel aan lopen en maak ik vaak gebruik van mijn invalidenparkeerkaart. Maar ik kom overal, als het moet.’

Een doorzetter

‘Na het overlijden van mijn moeder is mijn enorme waardering voor haar alleen maar toegenomen. Achteraf bezien had ze mijn vader maar kort in haar leven, want hij was veel weg als eerste stuurman bij de Koninklijke Pakketvaart Maatschappij. Ze trouwde hem met de handschoen in 1935 en verhuisde naar Singapore, waar mijn zus in 1937 is geboren. Vlak voor de oorlog kwam hij met groot verlof naar Nederland. Toen de oorlog uitbrak moest hij bij de marine en voer op de Rijn bij de Grebbeberg.

Toen mijn moeder een keer erg ziek was, begreep ik uit haar ijldroom de details van het bombardement en haar angst voor vuur. Ze was geen bange vrouw verder, juist een parmantig mens. Ik lijk veel op haar, we delen hetzelfde optimisme. Nadat de vuurwerkramp in Enschede had plaatsvonden op 13 mei 2000, dacht ik: ‘Zo heeft zij door de puinhopen van het Bezuidenhout gelopen!’ Ze had net haar man verloren en ze dreigde mij te verliezen aan tetanus. Mijn moeder is altijd bang geweest dat naast die man met die lelijke linkerarm en wat scheve rechterbeen geen vrouw zou willen lopen. Gelukkig is het nog ‘goed’ gekomen met mij qua studie, banen en partner.

We kregen een zoon en een dochter. Na mijn studie geschiedenis werd ik een van de eerste PvdA-fractiemedewerkers in de Tweede Kamer. Bij een schoolreünie vertelde een oud-klasgenoot dat ik op mijn veertiende al riep dat ik burgemeester wilde worden. Ik werd assistent van de Amsterdamse PvdA-burgemeester Ivo Samkalden. Daarna werd ik landelijk secretaris van de PvdA, VARA-Ombudsman en burgemeester van achtereenvolgens Lekkerkerk, Emmen, Zaanstad, Groningen, Almere en waarnemend burgemeester van Enkhuizen.

Hans Ouwerkerk, juni 2018. Foto: Ellen Lock.

Van mijn fouten en successen heb ik veel geleerd en ik ben een doorzetter. In die zin lijk ik erg op mijn moeder. Na haar dood vond ik haar knipselmap met krantenartikelen over mij. Ze is altijd apetrots op me geweest.’

Erkend burger-oorlogsgetroffene

‘Op een PvdA-partijcongres zag Elske ter Veld me slecht lopen. Ze kwam naar me toe en zei: “Jij bent waarschijnlijk een cliënt van ons” en ze legde uit dat ze als raadslid betrokken was bij de toepassing van de Wet Uitkeringen Burger-oorlogsgetroffenen 1940-1945. En dat ik daar vanwege mijn lichamelijke oorlog-gerelateerde klachten ook recht op had en een aanvraag kon indienen. Voor de Wubo ben ik erkend als burger-oorlogsgetroffene en krijg ik naast een basis uitkering mijn pedicurekosten vergoed. Als burgemeester heb ik natuurlijk altijd in mijn gemeenten de 4 en 5 mei herdenkingstoespraken gehouden. Veel indruk maakte op mij de Groningse ontvangst van Canadese veteranen op 5 mei 1995, vanwege de verhalen over hun bittere strijd om de stad. Bij het uitgaan van de Martinikerk klonk er buiten een daverend applaus. Net toen ik me afvroeg: ‘Hoe komen we nu bij het stadhuis?’, week de menigte vanzelf met eerbied uiteen om deze oud-strijders in vol ornaat erdoor te laten. De laatste jaren herdenk ik de doden op 4 mei in de Nieuwe Kerk en op de Dam, waar je gelukkig ook zitplaatsen kunt reserveren. Bij de Herdenking Bezuidenhout op 3 maart 2018 mocht ik een toespraak houden. Tijdens de voorbereiding ervan raakte het me in het bijzonder dat het bombardement maar twee maanden voor de bevrijding heeft plaatsgevonden. Waarom moest dit ons op de valreep nog overkomen? Je denkt bij oorlogsgeweld altijd aan de Duitsers, maar dit waren de Engelsen! Het is achteraf zo bizar dat de Engelsen per ongeluk wegens navigatiefouten onze woonwijk hebben getroffen in plaats van de Duitse militaire V2-raketinstallaties die Londen bedreigden. En toch haat ik geen van beide volken, ik loop en ik leef! Mijn verhaal is er één uit velen en er zullen nog veel ernstiger gewonden zijn geweest. De oorlog heeft mij wel lichamelijk blijvend verwond, maar mijn leven is er niet door verwoest. Wat bitter blijft is: ‘Het had zo niet moeten zijn.’ Daarom zijn herdenkingen een eresaluut aan de overlevenden en hun zo zwaar getroffen familieleden.’

Interview: Ellen Lock, SVB/PUR-cliëntenblad Aanspraak juni 2018.