Een onderzoeker wil het juiste bewijs voor de aanvraag vinden

De Pensioen- en Uitkeringsraad neemt afscheid van een bevlogen Raadslid en NIOD-onderzoeker Hans de Vries

Na 26 jaar trouwe dienst als Raadslid nam historisch onderzoeker en politicoloog Hans de Vries per 1 januari 2019 afscheid van de Pensioen- en Uitkeringsraad. Op een zoektocht naar informatie voor zijn scriptie politicologie kwam hij terecht bij het toenmalige Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie (RIOD) – het huidige NIOD – en het onderwerp liet hem niet meer los. De Vries vertelt hoe hij betrokken raakte bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.

Hans de Vries in de studiezaal van het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies. Foto: Ellen Lock.

Waar komt uw bevlogenheid als Raadslid vandaan?

‘Het gevoel dat je ‘tweede generatie’ bent, is mij niet onbekend. Daarom heb ik een gezond wantrouwen tegenover autoriteiten, raadpleeg ik graag meerdere bronnen en trek ik mij het lot van minderheidsgroepen in de samenleving aan. Als lid van een minderheid ben je altijd kwetsbaarder in de samenleving als het mis gaat. Mijn vader was Joods en hij moest onderduiken. Hij kon onderduiken in het ouderlijk huis van mijn moeder met wie hij al voor de bezetting een relatie had. Na de bevrijding zijn ze getrouwd. Een deel van mijn familie is na de oorlog niet teruggekeerd. Mijn moeder heeft ook andere Joodse onderduikers geholpen en was daarnaast betrokken bij de ondergrondse pers, het Parool. Ze heeft dierbare vrienden uit het verzet verloren. Mijn ouders waren altijd zeer geïnteresseerd in de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog en die interesse kreeg ik dus van huis uit mee.’

Hoe kreeg u een functie bij het NIOD?

‘Voor mijn studie politicologie wilde ik een scriptie schrijven over de overeenkomsten en de verschillen tussen het Duitse nationaalsocialisme en het Italiaanse fascisme. Mijn docent verwees mij naar het toenmalige Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie – nu NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies – en daar vond ik precies wat ik zocht. Dit instituut vond ik zo interessant dat ik informeerde of ik er zou kunnen werken. Een paar maanden later mocht ik als junior medewerker onder meer voor de verzetsman en onderzoeker Hans van der Leeuw gaan werken, die in die tijd bekend was door zijn onderzoeken naar Menten en Aantjes.’

Hoe raakte u betrokken bij de Pensioen- en Uitkeringsraad?

‘In 1992 ben ik Hans van der Leeuw opgevolgd. Hij ging toen met pensioen. Hans had me gevraagd bij de Raadskamer Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv) te komen. Er was bij de diverse Raadskamers altijd behoefte aan wetenschappelijk onderzoekers van het NIOD ter ondersteuning van het historisch onderzoek. Zodoende raakte ik betrokken bij het specialistische onderzoek naar de oorlogservaringen van aanvragers in verschillende archieven.’

Wat maakt het onderzoek naar oorlogservaringen van onze cliënten, bijna historisch ‘recherchewerk’, voor u zo bijzonder interessant?

‘Al lezende in de archiefdossiers van de Raad en het NIOD gingen de verhalen van verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen voor mij leven en dan hoopte ik dat ik nog iets voor de aanvrager kon betekenen, door precies dat bewijsstuk te leveren dat nodig was voor de toelating tot de wetten voor oorlogsgetroffenen. Een onderzoeker wil graag het juiste bewijs voor de aanvraag vinden. In mijn beginjaren vroeg de Raadskamer Wuv geregeld om aanvullende informatie van de cliënt om tot een goed besluit te komen. Soms moest ik op huisbezoek om die informatie in te winnen. Nu zijn de rapportages vollediger en is er meer beleid over de oorlogsgebeurtenissen.

Wat het werk voor de Raad zo bijzonder maakte, is dat je in de ‘sociale rapporten’, zoals de historische dossiers bij de Raad worden genoemd, heel precies kunt lezen wat verzet en vervolging nu concreet inhouden. Verzet begint vaak klein: je brengt bijvoorbeeld eerst een enkel briefje naar iemand toe of je verzorgt een adres voor één enkele onderduiker. Dat kan tot verdere acties leiden. Korte tijd later bevind je je dan in een netwerk van illegale pers of onderduikhulp. Vervolging betekent permanent leven in een existentiële angst. Je weet nooit wat de volgende dag je zal brengen.’

Wat is uw specialisme qua historisch onderzoek?

‘Mijn specialisme richtte zich voornamelijk op allen die door de Duitse bezetter gevangen werden gehouden in de kampen en gevangenissen. Per 1 januari 2006 werd ik als Raadslid ook betrokken bij de Wetten buitengewoon pensioen en de Wet uitkeringen burger-oorlogsgetroffenen. Door mijn werk bij het NIOD had ik al veel kennis van verzet en vervolging, maar toen ben ik mij ook gaan verdiepen in de Indische geschiedenis en de geschiedenis van de burger-oorlogsgetroffenen.’

Nu zit uw taak erop, hoe kijkt u terug op dit werk?

‘Ik deed heel graag dit historisch onderzoek voor de Raad en de cliënt. Zoals gezegd, de sociale dossiers heb ik altijd met bijzonder veel belangstelling gelezen. Als wetenschapper hoop ik dat de vaak unieke informatie van de aanvragers over de oorlog nooit verloren zal gaan. Er is veel kennis opgebouwd en veel vastgelegd in beleid. In sommige vraagstukken is met de tijd een ander inzicht gekomen en dan kon dat leiden tot een herbeoordeling. Aanvullende onderzoeken konden dan leiden tot een herziening van een eerder besluit. Als ik zie hoe begaan met de cliënt de collega’s zijn bij de Raad en de SVB-afdeling V&O, dan heb ik alle vertrouwen in de toekomst van de dienstverlening. Op dit moment doe ik onderzoek naar Nederlanders die zich aan ‘de andere kant van het prikkeldraad’ bevonden, want helemaal los van die oorlog zal ik nooit komen.’

Interview: Ellen Lock, SVB/PUR-cliëntenblad Aanspraak maart 2019.