‘Dichterbij kun je niet komen’

Psychiater Fedia Jacobs over rouw en herboren relaties in de schaduw van oorlogsgeweld.

Oorlogsgeweld kan jarenlang een schaduw werpen over relaties in gezinnen. Schijnbaar onverklaarbare woedeaanvallen of langdurige depressies van de oorlogsgetroffene belasten ook partners en kinderen. Je kunt het oorlogsgerelateerde leed niet wegnemen, maar wel helpen om er anders mee om te gaan. In 2012 schreef psychiater Fedia Jacobs een boek over psychotherapie met oorlogsgetroffenen en hun kinderen getiteld ‘Pijnlijke verrijking; rouw en herboren relaties in de slagschaduw van oorlogsgeweld’, dat in het volgende interview wordt belicht.

Fedia Jacobs, 2013 Foto: Ellen Lock

Hoe raakte u in dit bijzondere beroep verzeild?

In 1956 ben ik geboren in een joods gezin als jongste van drie zonen. We zijn niet orthodox, maar wel bewust joods opgevoed. Mijn vader was apotheker en klinisch chemicus in een ziekenhuis. Veel familie van mijn vader en moeder is tijdens de Holocaust vermoord. Er zat dus nogal wat oorlog op de paplepel in ons gezin en er waren veel onuitgesproken oorlogsthema’s. Vanaf jonge leeftijd wilde ik psychiater worden. Ik specialiseerde me in de psychiatrie van oorlogs- en geweldsgetroffenen en ben sinds 1987 verbonden aan het Sinai Centrum in Amstelveen. Dit is oorspronkelijk een psychiatrische instelling voor de joodse bevolkingsgroep. Maar tegenwoordig behandelen we allerlei patiënten uit de hele wereld met oorlogs-gerelateerde problemen.

Wat wilde u met dit boek bereiken?

Relaties met anderen maken ons tot mens. Oorlogsgeweld leidt tot verlies of verstoring van contact met dierbaren. Als traumatische herinneringen de patiënt hinderen om relaties aan te gaan, dan heeft de gewelddadige onderdrukker pas echt gewonnen. Ik probeer de lezers bijvoorbeeld te laten zien hoe het trauma van ouders kan doorwerken in contact-mijdend gedrag met hun kinderen. Maar ook hoe dit, verrassend vaak, kan worden behandeld. Soms draait alles in het gezin om de pijn van de eerste generatie, waardoor het nauwelijks mogelijk is voor de tweede generatie om zelf te rouwen. Zolang er niet over wordt gepraat, kan iemand soms levenslang gevangene van de pijn van de ouder blijven. Ik probeer de pijnlijke onderwerpen juist wél bespreekbaar te maken, de begrijpelijke maar ongewenste vermijding te doorbreken.

Vanwaar de titel: ‘Pijnlijke verrijking’?

Mijn moeder zorgde altijd met overgave voor ons gezin. In 1999 kreeg zij een hersenbloeding en waren de rollen ineens omgekeerd. Mijn vader stond haar tot haar overlijden in 2009 zorgzaam bij. Zo goed als mijn moeder kon geven, zo goed kon zij ontvangen, zodat je alles graag voor haar deed. Ik was op een gegeven moment bij mijn vrouw weg, maar wilde mijn moeder dit verdrietige nieuws besparen. Ik vroeg haar ‘Lieve mama, wat zou je het liefst willen?
Bij een idee blijven dat je nu hebt, waar je blij mee bent, maar dat niet helemaal waar is? Of horen wat er werkelijk aan de hand is, wat moeilijk kan zijn om te weten?’ Zij antwoordde: ‘De waarheid natuurlijk!’ Toen het hoge woord eruit was, vroeg ik haar hoe dit nieuws voor haar was. Zij zei: ‘Ik vind het een verrijking dat je me dit hebt verteld. Een pijnlijke verrijking’. Ik vind dit een mooie titel voor mijn boek. Het is voor velen weliswaar bezwaarlijk om problemen onder ogen te zien, maar ermee leren omgaan kan toch een verrijking voor je leven bieden.

Waarom gebruikt u in het boek de naam Samuel Rubinstein voor de psychiater?

Zo kon ik ook ervaringen van andere psychiaters in mijn boek verwerken. Onder het pseudoniem psychiater Samuel Rubinstein bespreek ik een aantal fictieve behandelsessies van slachtoffers van geweld en hun nabestaanden: Joden, Indische mensen, andere burgers en ook veteranen. De naam Samuel is een eerbetoon aan mijn grootvader, die in Sobibor is vergast en naar wie ik joods ben vernoemd. Mijn ouders zijn op herdenkingsreis naar Sobibor gegaan. Aan de gedenklaan, op de plaats waar de slachtoffers hun laatste gang richting gaskamer maakten, heeft mijn vader zwerfkeien neergelegd met de namen van mijn grootouders erop.

Onlangs hebt u een reis gemaakt naar de vernietigingskampen. Hoe was dat voor u?

In oktober 2012 ben ik op reis naar de kampen in Polen geweest, georganiseerd voor medewerkers van het Joods Zorgcircuit om hun kwetsbare doelgroep beter te begrijpen. Het daar aanwezig zijn komt toch harder binnen dan je tevoren denkt. Er hangt een ijzige stilte in Auschwitz en Sobibor. Mijn inzicht in de toestand van de eerste generatie oorlogsgetroffenen is verdiept door de beklemmende werking die de bezochte plaatsen op mij hadden. De energie vloeide uit me weg en ik moest letterlijk in beweging blijven om niet overspoeld te worden met emotie. Hoeveel te meer sloten de gedeporteerden zich emotioneel af om te overleven! Juist op die plek van verschrikking waar de tijd is doorgelopen, kon ik mijn eigen verdriet en boosheid beter plaatsen. Ik liep over het pad naar de gaskamers, waar mijn grootouders in hun laatste minuten ook liepen. Ik zette kaarsen bij de stenen voor mijn grootouders en belde mijn 90 jaar oude vader op om dit moment met hem te delen. Dichterbij kun je niet komen, dan op de plek waar je familie is vermoord.

In het boek bent u heel eerlijk over het wel of niet slagen van een therapeutische sessie. Hoe gaat u ermee om als het niet lukt?

In mijn boek beschrijf ik een deel van de behandeling van de gevolgen van complexe trauma’s, namelijk de gevolgen op relationeel gebied. De therapie kan inderdaad niet aanslaan of nog niet mogelijk zijn en dat vind ik dan oprecht jammer. Soms moet je iemand de tijd geven of andere klachten staan in de weg. Of iemand komt jaren later weer terug en dan lukt het wel om een effectieve behandeling te geven. Het is geen tovermiddel, soms zijn de trauma’s gewoonweg te erg. Het leven verloopt voor de een tragischer dan voor de ander.

Wanneer is de therapie wel geslaagd?

Daar kun je van spreken als de geweldservaringen een pijnlijk, maar verwerkt deel van het levensverhaal zijn geworden. Partners en kinderen kunnen dan begripvol omgaan met de achtergrond van hun naaste, maar tegelijk aan hun eigen bestaan inhoud en zin geven.
Een van de essenties van het mens-zijn is het hebben van betekenisvol contact met anderen. Maar het vertrouwen in anderen is door de gebeurtenissen vaak grondig geschonden. Langdurige en herhaalde traumatisering kan zich bijvoorbeeld uiten in somberheid, nachtmerries, herbelevingen, prikkelbaarheid en onbeheerst zijn. Het zijn complexe problemen, ook voor diegenen die met de oorlogsgetroffene leven.

Fedia Jacobs, 2013
Foto: Ellen Lock

Wat is er bijzonder aan uw therapie?

Waarschijnlijk confronteer ik intenser dan andere behandelaars, uiteraard met respect voor de grenzen die mijn patiënten aangeven. Ik probeer heftige emoties te laten verwerken door eerst te rouwen over het verloren levensgeluk en daarna de relaties vanaf het moment van verlies weer op te bouwen. Ik doe dit door middel van geleide fantasie en laat de patiënt belangrijke ontmoetingen ‘herschrijven’: ‘Doe je ogen dicht en ga terug. Wat zou je alsnog willen zeggen tegen je vader of je moeder?’ Een later zelfverzonnen gang van zaken kan een prima middel zijn om de pijn een plek te geven.
Het is toch niet goed, wanneer het leven van kinderen voornamelijk draait om het oorlogsgeweld dat de ouder heeft meegemaakt. Ik zie regelmatig kinderen van oorlogsgetroffenen als het ware levend tegen het achtergrond decor van de oorlog, met ‘de rugzak van hun ouders’. We kunnen deze verwarring onderzoeken en met een andere zienswijze de verstoorde relaties plaats laten maken voor relaties, zoals die eigenlijk tussen ouder en kind bedoeld zijn.

Kunt u de verhalen van uw patiënten makkelijk loslaten?

Ik heb geleerd om er afstand van te nemen. Je moet als therapeut sterk in je schoenen staan: je leeft mee, maar je gaat niet helemaal mee in het verdriet. Vanwege het kwaadaardige gedrag van de daders dat ik dagelijks in mijn praktijk hoor, kun je gaan denken dat de mens van nature puur slecht is. Vanuit mijn geloof leer ik hier tegenwicht tegen te bieden. Uit al die kwaadaardige gedragingen moeten we volgens mij vooral leren hoe het níet moet, om waar te maken hoe je elkaar juist wél moet bejegenen: respectvol en opbouwend, evenwaardig, onmisbaar en menswaardig.

Wat wilt u de lezers meegeven om te overdenken?

In de slagschaduw en de verwarring van geweld dat mensen elkaar aandoen kunnen wederzijdse relaties scheef groeien. Als het moeilijk wordt, neigen we er toe pijnpunten te vermijden. Toch is het goed om de confrontatie aan te gaan, al vraagt dat veel moed. Slachtoffers kunnen op verschillende manieren heel lang last houden van geweldservaringen en de behandeling van die gevolgen kan ingewikkeld zijn. We kunnen dit niet voorkomen. Er is echter hoop om in ieder geval het contact met dierbaren te herstellen. En pogingen daartoe moeten vooral niet worden vermeden. Wanneer ik oorlogsgetroffenen en hun naasten kan helpen inzien en ervaren dat het wel degelijk mogelijk is om de relaties met hun naasten te helen, dan is dat een prachtig resultaat.

Interview: Ellen Lock, SVB/PUR-cliëntenblad Aanspraak, Maart 2013