Ik herken dat gevoel van ‘Waar zijn we veilig?’

Bram van der Vlugt overleefde het bombardement op het Bezuidenhout

Acteur Bram van der Vlugt speelt vanaf september 2014 in het stuk Moesson, geschreven door zijn collega-acteur Eric Schneider. Het stuk is een terugblik op de oorlog en de Bersiap in Indië. Hoewel Bram van der Vlugt geen Indische achtergrond heeft, vindt hij het belangrijk om zich in deze geschiedenis te verdiepen en de Indische gevoelens te vertolken.

Als tienjarig kind overleefde Bram van der Vlugt het bombardement op het Bezuidenhout in Den Haag. In 2000 won hij voor zijn rol als de atoomgeleerde Niels Bohr in het toneelstuk ‘Kopenhagen’ de Louis d’Or.

Vijfentwintig jaar was hij met veel plezier rond 5 december vaste raadgever van Sinterklaas in televisie-aangelegenheden, zoals hij het zelf altijd noemt. “Veel mensen blijven daarom altijd u tegen me zeggen!” zegt hij. Geen woord over de Goedheiligman hier, maar wel een interview dat gaat over zijn eigen familie- en oorlogservaringen.

Van der Vlugt en Co v.l.n.r. Floris van der Vlugt, Lucas Dols, Bram en Hester van der Vlugt. Foto: Julie Blik. Foto: Julie Blik.

De Roaring Twenties van mijn familie

‘Zes jaar geleden vond ik een schilderij van Piet van der Hem terug dat ik vele jaren daarvoor uit de familieboedel had verkocht, omdat het een Volendams folkloristisch tafereel was, dat me toen niet erg aansprak. Toen begon een fascinerende zoektocht naar Van der Hem en zijn relatie tot mijn familie. Tegelijk ontdekte ik de schatten van Volendam als kunstenaarsdorp. Dat leverde zoveel fantastische verhalen op, dat ik daar een voorstelling van heb gemaakt met de titel “Met Andere Oogen”. De titel verwijst naar het teruggevonden schilderij, maar ook naar de slagzin “Aller oogen zijn gericht op Kwatta”. Mijn grootvader Stokvis was ooit directeur van Kwatta en had de chocoladereep uitgevonden. En misschien ook wel die slogan bedacht. Met Andere Oogen gaat over het leven in het interbellum, de ‘Roaring Twenties’ van mijn moeders familie Farbstein. Gegoede, niet religieuze Joden uit Warschau, die prima geassimileerd waren in de Nederlandse samenleving. Een leven dat door de oorlog ruw is afgebroken. Mijn zoon Floris die saxofonist is, mijn dochter Hester, de violiste en bassist Lucas Dols en ik vormen het ensemble Van der Vlugt & Co. Wij spelen Met Andere Oogen in 2015 door het hele land.’

Grootmoeder Deborah Stokvis-Farbstein, moeder Ellen van der Vlugt-Stokvis, overgrootmoeder Eleonora Farbstein-Hecht, Bram van der Vugt, 1937. Foto: familiealbum Bram van der Vlugt.

Mijn liefde voor toneel

‘Mijn vader, Bram van der Vlugt senior, werkte bij de Haagse bouwonderneming van mijn grootvader. Hij en mijn moeder, Ellen Stokvis, hadden elkaar al op het Nederlandsch Lyceum leren kennen. Zij trouwden in 1928 en gingen in de Leuvensestraat in de sjieke Scheveningse wijk ‘Het Belgisch Park’ wonen in een prachtig huis, dat de firma van zijn vader had gebouwd. Hier werd mijn broer Fred op 17 oktober 1930 geboren.

Hij werd later autojournalist in de tv-programma’s ‘Wereld op Wielen’ en ‘De Hoogste versnelling’ en is in 2002 overleden. Op 28 mei 1934 ben ik geboren in datzelfde huis. Mijn broer en ik wilden later ook wel Kwatta-directeuren worden net als opa Jules, maar mijn interesse ging ook al vroeg uit naar toneel. Hoewel mijn eerste ervaring met optreden in een operette van mijn lagere school zeer teleurstellend was, ben ik toch acteur geworden.’

Bram van der Vlugt, 3 jaar oud op de Boulevard van Schevingen. Foto: Bram van der Vlugt.

Sin

‘In de vroege ochtend van 10 mei 1940 hoorden wij de Duitse vliegtuigen overkomen en zagen we parachutisten springen. Direct gingen we naar de schuilkelder in onze tuin en zijn daar geregeld ingegaan tot de capitulatie. In 1939 was mijn vader als reserve officier gemobiliseerd. Ik zie hem in zijn uniform bij ons eten met zijn helm op schoot en zijn bord daarbovenop. Beroepsmilitairen werden krijgsgevangen gemaakt, maar als reserveofficier mocht mijn vader gewoon naar huis.

Bram een jaar of vijf. Foto: Bram van der Vlugt.

Hij moest wel regelmatig onderduiken voor de Arbeidseinsatz, maar kon zich verder vrij bewegen door de stad. Wij hadden een oudere dame, juffrouw Amalia Elisabeth Henriëtte Sinnige, als kindermeisje. Wij noemden haar Sin.

In februari 1943 moesten we naar het Bezuidenhout verhuizen, omdat Scheveningen Sperrgebiet werd, waar de Atlantikwall werd gebouwd. In augustus ‘43 werd mijn moeder opgepakt en gevangen genomen omdat zij een vals persoonsbewijs had laten maken. Vanaf die dag zagen wij haar niet meer terug. Mijn vader had daarna meer hulp bij onze opvoeding nodig en toen trok Sin bij ons in. Sin was er altijd, zij zorgde heel goed voor ons en speelde met ons. Mijn grootouders Van der Vlugt kwamen later ook bij ons in huis wonen, omdat hun huis was beschadigd bij een bombardement. Ik kan mij niet herinneren dat wij veel honger hebben gehad. Al moest ik in de zomer van ‘44 wel een paar weken aansterken op een boerderij in de Achterhoek, waar ik zelfs eieren met spek als ontbijt kreeg. Het leven op de boerderij vond ik als stadskind heel indrukwekkend.’

Het bombardement op het Bezuidenhout

‘Op zaterdag 3 maart 1945 was mijn vader al vroeg op de fiets vertrokken naar Noordwijk om graan te halen. Vanuit het Haagsche Bos lanceerden de Duitsers al een jaar lang raketten op Londen. Op die dag hadden Engelse piloten een verkeerd richtpunt gekregen en lieten zij 67.000 kilo brisantbommen midden in de woonwijk van het Bezuidenhout vallen, in plaats van op de Duitse V2-lanceerinstallaties in het Haagsche Bos. Er vielen 550 doden en er waren ruim 250 mensen zwaargewond. 12.000 mensen werden dakloos. Toen het bombardement ‘s morgens vroeg begon, schuilden mijn broer en ik met mijn grootouders en Sin onder de trap in ons huis. Ons huis werd niet geraakt, maar mijn grootouders zeiden: “Gaan jullie naar de familie Ostwald in Voorburg en vraag of je bij hen mag logeren. Wij wachten op vader en komen later.” Sin, Fred en ik liepen tussen de puinhopen met dode lichamen en gewonden door naar Voorburg. Het was gruwelijk, maar ik heb er nooit nachtmerries van gehad. We liepen mee in een stroom vluchtelingen op zoek naar een veilige plek. Als ik op het journaal vluchtelingen zie lopen, herken ik dat gevoel van ‘Waar zijn we veilig?’. Toen mijn vader die middag uit Noordwijk terugfietste, zag hij enorme rookwolken boven Den Haag en ontdekte tot zijn grote verbazing dat zijn eigen wijk getroffen was. Hij maakte zich ernstig zorgen om ons, maar mijn grootouders vingen hem op en stelden hem gerust. Zij hebben samen alle spullen uit het huis op straat gezet, want de huizen stonden al snel in brand. Mijn vader organiseerde een bakfiets en wist nog te redden wat er te redden viel. Die zondag is ons huis geheel afgebrand.’

De bevrijding

‘In april 1945 wist mijn vader op de Groot Hertoginnelaan een huis te regelen, dat sinds Dolle Dinsdag was verlaten door NSB’ers die naar Duitsland waren gevlucht. Op 4 mei 1945 was ik - bijna 11 jaar - net naar bed gebracht door Sin. Om acht uur hoorden we het Wilhelmus zingen. Er kwam steeds meer gejuich op straat, maar we hoorden ook schoten. We zijn toen even op het dak gaan kijken en zagen overal vlaggen hangen, maar omdat er nog geschoten werd, bleven we toch maar binnen. De volgende dag was het pas echt Bevrijdingsdag en moest je uitkijken om niet zo’n voedseldroppingspakket op je hoofd te krijgen.’

Hoop

‘In die maanden na de oorlog werden veel families weer verenigd. Ik heb jarenlang de hoop gehad dat mijn moeder nog ergens leefde en terug zou komen. Zeker in de eerste jaren vlak na de oorlog meende ik haar vaak te herkennen in vrouwen die ik op straat zag lopen. Toen mijn vader in 1948 opnieuw wilde trouwen, vroeg en kreeg hij van Het Rode Kruis een officiële overlijdensverklaring. Het was geen schok, maar een bevestiging van wat we eigenlijk al langere tijd vermoedden. Mijn vader wilde een nieuwe start maken dus werd er ook niet meer over het verleden gesproken. Hij trouwde en Sin verdween uit huis, ook dat was voor ons een groot gemis. Zij was altijd als een moeder voor ons en zo vertrouwd.’

De Indische kant van de oorlog

‘Op het Nederlandsch Lyceum in Den Haag kwamen er veel Indische leerlingen bij mij in de klas. Zij waren meestal wat ouder vanwege de leerachterstand door hun gevangenschap in Japanse kampen, waar onderwijs verboden was. Zo ook een van mijn beste vrienden Fokke van der Scheer. Hij had een behoorlijke jappenhaat opgebouwd. Hij was geïnterneerd met zijn moeder maar moest twee jaar later naar het mannenkamp. Ook bij mijn collega-acteurs Eric Schneider en Willem Nijholt bespeur ik nog al eens wat haat tegen Japanners. In het stuk ‘Kopenhagen’ speelde ik de hoofdrol van Niels Bohr, de Deens-Joodse atoomfysicus, die in 1943 via Zweden aan de Nazi’s kon ontsnappen en meewerkte aan de eerste atoombom in het Manhattanproject. Zijn leerling, de Duitse natuurkundige Werner Heisenberg, weigerde mee te werken aan de Duitse atoombom. Tijdens de repetities sprak ik Eric Schneider. Ik vroeg hem: “Wat vind je daar nu van: De Duitser Heisenberg heeft geen bloed aan zijn handen en de Jood Bohr wel. Zijn bommen op Hiroshima en Nagasaki waren vele malen erger dan die op Dresden!” Waarop Eric Schneider eerst stil viel en toen antwoordde: “Ze hebben wel mijn leven gered!” 

Toen zei ik: “Tja, wat ik de grootste misdaad vind die tegen de mensheid is gepleegd, heeft jou in leven gelaten.”’

Moesson

‘Wie staat er nu op zijn tachtigste nog op het toneel met zijn eigen kinderen? Het tekst leren houdt dus nog niet op voor mij, en tot nog toe gaat dat nog behoorlijk goed. Ik mag niet klagen. Op het Grachtenfestival treden wij op met mijn herinneringen aan het bombardement op het Bezuidenhout. Hoewel ik er geen nachtmerries aan heb overgehouden, was het wel een aangrijpende gebeurtenis in mijn leven, waarvan ik nu kan getuigen. Toen ik de tekst van het toneelstuk Moesson las, zei ik nog tegen Eric Schneider: “Maar dit is veel meer iets voor jou om zelf te spelen of voor Willem Nijholt.” Toch vond Eric mij juist prima geschikt. Het is wel frappant, want alle acteurs en de regisseur hebben geen Indische achtergrond. Het is een aangrijpend verhaal, ik meen deels ook autobiografisch, over de verschrikkingen van de Bersiap. Er is nog steeds niet veel bekend over die periode, daarom is het goed dat Eric er over heeft geschreven. Pas in 1988 kregen de Indische slachtoffers een eigen monument in Den Haag. En dan nog is het vaak ‘jullie oorlog’ en ‘onze oorlog’.

Wat het herdenken van ‘onze oorlog’ betreft: ik blijf altijd thuis op 4 mei. Dan lopen mijn vrouw en ik hier een rondje door de tuin en plukken we bloemen die wij bij de portretten van mijn moeder en grootmoeder leggen. We staan dan op onze eigen manier stil bij haar en haar hele familie, waarvan niemand is teruggekeerd. Voor ons een klein maar belangrijk ritueel.’

Interview: Ellen Lock, SVB/PUR-cliëntenblad Aanspraak, December 2014